Uitspraak Nº 15.212023.19 RK 20.000039. Rechtbank Noord-Holland, 2020-04-24

ECLIECLI:NL:RBNHO:2020:3117
Date24 Abril 2020
Docket Number15.212023.19 RK 20.000039
CourtRechtbank Noord-Holland (Neederland)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf

Locatie Haarlem

Enkelvoudige raadkamer

Registratienummers: 20.000039 en 20.000040

Parketnummer: 15.212023.19

Uitspraakdatum: 24 april 2020

Beschikking (art. 530 en 533 Sv.)

1 Ontstaan en loop van de procedure

Op 20 december 2019 is op de griffie van de rechtbank Noord-Holland ingekomen een door mr. B.J. de Groot, advocaat, ingediend verzoekschrift ex art. 89 en 591a Sv. (oud) van

[verzoeker] ,

[geboortedatum]

[woonplaats]

ten kantore van mr. B.J. de Groot, voornoemd.

Het verzoekschrift strekt tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van

  • -

    € 790,-, ter zake van de schade die verzoeker stelt te hebben geleden ten
    gevolge van ten onrechte ondergane verzekering;

  • -

    € 1.385,21, wegens de kosten van een raadsvrouw voor haar werkzaamheden ten behoeve van de strafzaak;

  • -

    € 280,-, wegens de kosten van bijstand met betrekking tot het opstellen en indienen van het onderhavige verzoekschrift.

1.1.

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot inwilliging van het verzoek. De officier van justitie gaat ervan uit dat de raadsvrouw een kennelijke schrijffout in het verzoekschrift heeft gemaakt met betrekking tot de verzochte vergoeding wegens een aantal dagen onterecht ondergane hechtenis. Verzoeker heeft derhalve recht op een vergoeding van totaal € 580,-.

1.2.

De rechtbank heeft de raadsvouw per email d.d. 23 maart 2020 verzocht om een nadere motivering met betrekking tot de aan haar cliënt verleende toevoeging en of deze is ingetrokken. Daarnaast leek ook de rechtbank er sprake te zijn van een kennelijke verschrijving met betrekking tot de verzochte vergoeding wegens onterecht ondergane hechtenis nu uit de stukken in het dossier blijkt dat verzoeker op 1 september 2019 in verzekering is gesteld en vervolgens op 4 september 2019 in bewaring is gesteld. Verzoeker is op 6 september 2019 in vrijheid gesteld.

1.3.

De raadsvrouw heeft per email d.d. 24 maart 2020 bevestigd dat er een rekenfout is gemaakt met betrekking tot de verzochte vergoeding wegens onterecht ondergane hechtenis. Daarnaast wilde verzoeker bij nader inzien niet op toevoegingsbasis bijgestaan worden. De toevoeging is daarom dan ook teruggestuurd en ingetrokken door de Raad.

1.4.

De rechtbank heeft vervolgens de raadsvrouw op 24 maart 2020 per email geïnformeerd dat er vooralsnog geen reden bestaat tot toekenning van een vergoeding van de werkzaamheden die onder de verleende toevoeging zouden vallen. Daarbij heeft de rechtbank verwezen naar haar eerdere rechtspraak op dit punt (ECLI:NL:RBNHO:2015:911). De rechtbank heeft aan de raadsvrouw aangekondigd dat deze zaak op een zitting zal worden gepland zodra de corona omstandigheden dat mogelijk maken, indien de raadsvrouw het verzoek nog nader zou willen toelichten.

1.5.

De raadsvrouw heeft niet aangegeven het verzoekschrift nog verder te willen toelichten, zodat nu als volgt zal worden beslist.

2 Beoordeling
2.1.

De strafzaak tegen verzoeker is geëindigd door een brief van de officier van justitie van 6 november 2019 aan KMar brigade Noord-Holland waarin deze meedeelt dat de strafzaak tegen [verzoeker] is geseponeerd.

2.2.

Het door verzoeker ondertekende verzoekschrift is tijdig ingediend.

2.3.

Verzoeker...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT