Uitspraak Nº 15/700473-11. Rechtbank Noord-Holland, 2018-11-16

ECLIECLI:NL:RBNHO:2018:10388
Docket Number15/700473-11
Date16 Noviembre 2018
CourtRechtbank Noord-Holland (Neederland)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf

Locatie Haarlem

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 15/700473-11

V.I. zaaknummer: 99-000148-20

Uitspraakdatum: 16 november 2018

Beslissing op de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling

(ex artikel 15g Sr)

Deze beslissing is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 2 november 2018 in de zaak tegen veroordeelde:

[veroordeelde]

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Marokko),

zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,

thans gedetineerd in [adres] .

De rechtbank heeft kennis genomen van het standpunt van de officier van justitie, mr. B.J.G. Leeuw, en van hetgeen veroordeelde en zijn raadsman mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

Het procesverloop

Bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 22 mei 2013 is veroordeelde – wegens diverse vermogensdelicten (artikelen 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr)) – veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren en 6 maanden.

Dit arrest is op 4 maart 2014 onherroepelijk geworden.

Bij besluit van 8 maart 2016 is besloten dat veroordeelde – ingevolge het bepaalde in de artikelen 15 e.v. Sr – voorwaardelijk in vrijheid zal worden gesteld, onder algemene en bijzondere voorwaarden, met een proeftijd van 669 dagen, het zogenoemde VI-deel.

De bijzondere voorwaarden betreffen onder andere een meldplicht bij de reclassering en houden in dat verband in dat veroordeelde:

zich zal melden, zolang en zo vaak de reclassering dit noodzakelijk acht;

zich dient te houden aan de aanwijzingen en opdrachten die de reclassering hem in het kader van deze meldplicht geeft;

een open, gemotiveerde en meewerkende houding zal tonen met betrekking tot het toezicht en het onderzoek naar welke voorwaarden in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling eventueel nog meer geïndiceerd zijn.

Dit besluit is op 9 maart 2016 aan veroordeelde in persoon uitgereikt.

De formele VI-datum van veroordeelde was 19 februari 2015, maar vanwege de tenuitvoerlegging van andere aan veroordeelde opgelegde straffen, is de feitelijke datum van de voorwaardelijke invrijheidstelling van veroordeelde opgeschoven.

Bij beslissing van deze rechtbank van 6 september 2016 is de voorwaardelijke invrijheidstelling van veroordeelde gedeeltelijk herroepen, en wel voor de duur van 120 dagen (in plaats van de door de officier van justitie gevorderde 180 dagen). Naar het oordeel van de rechtbank heeft veroordeelde de bijzondere voorwaarde van het tonen van een open, gemotiveerde en meewerkende houding, ten opzichte van de reclassering, overtreden.

Deze beslissing van de rechtbank houdt als concluderende overweging in:

“Gelet op de besproken rapportages en het standpunt van veroordeelde ter zitting, concludeert de rechtbank dat verdachte (de rechtbank leest: veroordeelde) de bijzondere voorwaarde en de daarmee samenhangende uitleg, verbonden aan de VI-beslissing, heeft overtreden. De vordering dient derhalve te worden toegewezen, zij het niet voor de gevorderde duur, teneinde veroordeelde de kans te geven eerder dan na zes maanden op zijn weigerachtige houding terug te komen.”

Veroordeelde heeft vervolgens tot 6 december 2016 uit anderen hoofde gedetineerd gezeten. Daarna is de gedeeltelijke herroeping van de VI voor de duur van 120 dagen tenuitvoergelegd. De nieuwe, formele VI-datum van veroordeelde was 5 april 2017.

Bij vordering van 8 maart 2017 heeft de officier van justitie gevorderd de voorwaardelijke invrijheidstelling uit te stellen met een termijn van 180 dagen, of zoveel korter tot de datum waarop de uitzetting van veroordeelde – die per 25 november 2016 tot ongewenst vreemdeling is verklaard – naar Marokko zal plaatsvinden.

Bij beslissing van deze rechtbank van 20 juni 2017 is het Openbaar Ministerie in deze vordering niet-ontvankelijk verklaard, nu niet is voldaan aan het voorschrift van artikel 15d, zesde lid, Sr; de vordering is te laat ingediend.

Veroordeelde is met deze beslissing – gelet op artikel 15e, tweede lid, Sr – althans formeel, op 20 juni 2017 voorwaardelijk in vrijheid gesteld.

Direct aansluitend is veroordeelde in vreemdelingenbewaring geplaatst.

Deze bewaring is op 2 oktober 2018 opgeheven.

Op bevel van de Advocaat-Generaal mr. J. Hoekman van de Centrale Voorziening voorwaardelijke invrijheidstelling van het Openbaar Ministerie is veroordeelde vervolgens...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT