Uitspraak Nº 15/7346. Rechtbank Den Haag, 2015-07-30

ECLIECLI:NL:RBDHA:2015:8687
Docket Number15/7346
Date30 Julio 2015
CourtRechtbank Den Haag (Neederland)
RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

Zaaknummer: AWB 15/7346

V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 30 juli 2015 in de zaak tussen

[naam] , eiser,

gemachtigde: mr. A. Orhan,

en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder,

gemachtigde: mr. N. Hamzaoui.

Procesverloop

Eiser heeft op 9 april 2015 beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 26 maart 2015 (het bestreden besluit).

De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 9 juli 2015. Namens eiser zijn ter zitting verschenen zijn gemachtigde en referente [naam 1] , de partner van eiser. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en bezit de Gambiaanse nationaliteit. Op 3 april 2014 heeft eiser bij de Nederlandse vertegenwoordiging in Dakar, Senegal, verzocht om afgifte van een visum voor kort verblijf met als doel vakantie en bezoek aan referente. Op 15 april 2014 is deze aanvraag afgewezen (besluit in primo).

2. Eiser heeft een bezwaarschrift ingediend tegen dit besluit. Bij besluit van 21 juli 2014 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is bij uitspraak van deze rechtbank van 18 december 2014 vernietigd wegens schending van de artikelen 3:2 en 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). en bepaald dat verweerder een nieuw besluit neemt.

3. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser tegen weigering van een visum wederom ongegrond verklaard. Verweerder stelt zich op het standpunt dat niet is gebleken van een wezenlijke sociale en economische binding van eiser met het land van herkomst, waardoor tijdige terugkeer naar het land van herkomst redelijkerwijs gewaarborgd is te achten.

4. Hiermee kan eiser zich niet verenigen. Op wat eiser in beroep heeft aangevoerd zal – voor zover van belang – in het navolgende worden ingegaan.

De rechtbank overweegt als volgt:

5. Verweerder heeft aan de afwijzing ten grondslag gelegd dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 32, eerste lid, onder b, van de Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode).

Op grond van artikel 32 van de Visumcode, voor zover hier van belang, wordt een visum geweigerd;

b) indien er redelijke twijfel bestaat over de echtheid van de door de aanvrager overgelegde bewijsstukken of over de geloofwaardigheid van de inhoud ervan, de betrouwbaarheid van de verklaringen van aanvrager of zijn voornemen om het grondgebied van de lidstaten te verlaten vóór het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT