Uitspraak Nº 15/8152 WWB. Centrale Raad van Beroep, 2018-05-15
ECLI | ECLI:NL:CRVB:2018:1430 |
Docket Number | 15/8152 WWB |
Date | 15 Mayo 2018 |
Court | Centrale Raad van Beroep (Nederland) |
Datum uitspraak: 15 mei 2018
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 2 november 2015, 15/2135 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Leiden (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. O.F.X. Roozemond, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2018. Het hoger beroep is gevoegd behandeld met de zaken met de nummers 15/1853 en 16/6928. Namens appellante is mr. Roozemond verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. drs. A. Th. Stapelkamp. De hoger beroepen in de zaken 15/8153 en 16/6928 zijn ter zitting ingetrokken.
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Appellante ontving sinds 9 januari 2013 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Bij besluit van 1 juli 2013 heeft het college de bijstand met ingang van
9 januari 2013 ingetrokken op de grond dat appellante niet in de gemeente Leiden maar in de gemeente Alphen aan den Rijn woonachtig was. Bij besluit van 8 juli 2013 heeft het college de over de periode van 9 januari 2013 tot en met 31 mei 2013 gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 3.761,20 van appellante teruggevorderd. Bij besluit van 25 november 2013 heeft het college het bezwaar tegen deze besluiten ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 23 april 2014 (ECLI:NL:RBDHA:2014:4974) heeft de rechtbank het hiertegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 6 oktober 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:3400) heeft de Raad deze uitspraak bevestigd.
Op 3 februari 2014 heeft appellante bijzondere bijstand voor de kosten van rechtshulp en een overbruggingsuitkering aangevraagd. Hierbij heeft appellante als woonadres opgegeven [adres 1] , ook het woonadres van haar moeder. Bij afzonderlijke besluiten van 21 februari 2014 heeft het college de aanvragen afgewezen. Aan de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van rechtshulp heeft het college ten grondslag gelegd dat de noodzaak van de bijzondere bijstand voor rechtshulp niet kan worden beoordeeld, omdat geen inkomen kan worden vastgesteld. Aan de afwijzing van...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT