Uitspraak Nº 16-000593-22 (P). Rechtbank Midden-Nederland, 2022-10-25

ECLIECLI:NL:RBMNE:2022:4245
Docket Number16-000593-22 (P)
Date25 Octubre 2022
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht

Zittingsplaats Utrecht

Parketnummer: 16-000593-22 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 25 oktober 2022

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [2002] in [geboorteplaats] ,

wonende aan de [adres] in [woonplaats] ,

hierna: verdachte.

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 5 juli 2022 en 11 oktober 2022. De rechtbank heeft op laatstgenoemde datum de zaak tegen verdachte inhoudelijk behandeld.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C.J. Booij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. W.B. Lisi, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en hun gemachtigde Van Doorn naar voren hebben gebracht.

2 TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

feit 1 primair: op 1 januari 2022 in Breukelen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 2] , [benadeelde 1] , [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] ;

feit 1 subsidiair: op 1 januari 2022 in Breukelen [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] heeft mishandeld;

feit 2: op 1 januari 2022 in Leidsche Rijn [benadeelde 2] , [benadeelde 1] , [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] heeft bedreigd;

feit 3: op 1 januari 2022 in Breukelen afvalbakken, verkeersborden en een bushokje heeft vernield;

feit 4: op 1 januari 2022 in Breukelen en/of Leidsche Rijn zich tegen zijn aanhouding heeft verzet.

3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het onder feit 1 primair, feit 2, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen gelet op de stukken in het dossier en de verklaring van verdachte bij de politie.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde, omdat verdachte geen opzet had op het uitgeoefende geweld nu de geweldshandelingen van de medeverdachten buiten de wil en het weten van verdachte om gebeurden. Verdachte heeft daarnaast een onvoldoende significante of wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld.

De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor het onder feit 2 ten laste gelegde, maar verzoekt partiële vrijspraak voor de bedreiging tegen [benadeelde 4] , omdat hij geen aangifte heeft gedaan.

De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor het onder feit 3 ten laste gelegde, maar verzoekt partiële vrijspraak voor de vernieling van het bushokje, omdat hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.

De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor het onder feit 4 ten laste gelegde.

4.3

Het oordeel van de rechtbank 1

Inleiding

De rechtbank gaat op basis van de hieronder weergegeven bewijsmiddelen uit van het volgende feitencomplex.

In de nacht van vrijdag 31 december 2021 op zaterdag 1 januari 2022 zien verbalisanten tijdens de surveillance dat er zwaar vuurwerk wordt afgestoken bij het busstation in Breukelen. Zij zien dat er diverse verkeersborden en prullenbakken vernield zijn en dat één persoon vuurwerk aan het afsteken is. De verbalisanten proberen deze persoon aan te houden. Op het moment dat de verbalisanten komen aanrijden, rent verdachte weg. Verbalisant [benadeelde 3] rijdt hem daarom klem. Daarbij komt verdachte tegen de politiebus aan. Verdachte probeert te ontkomen, maar verbalisant [benadeelde 1] voorkomt dit door op hem te gaan zitten. Omdat verdachte zich hiertegen verzet, sluit verbalisant [benadeelde 2] aan om verdachte onder controle te krijgen. Op dat moment komt de vader van verdachte (hierna: vader) aangerend. Vader trapt verbalisant [benadeelde 2] tegen haar hoofd en geeft [benadeelde 1] een bodycheck. Verdachte ziet daarop kans om weg te rennen. Verbalisant [benadeelde 3] gaat achter verdachte aan terwijl verbalisanten [benadeelde 4] en [benadeelde 2] vader proberen aan te houden. Vader verzet zich hiertegen. Om vader onder controle te krijgen, gaat verbalisant [benadeelde 4] op hem zitten. Omdat hij zich blijft verzetten, neemt verbalisant [benadeelde 2] vervolgens plaats op de benen van vader. Vader blijft zich verzetten tegen zijn aanhouding en beledigt daarbij een van de verbalisanten, terwijl omstanders toekijken. Op dat moment komt de broer van verdachte (hierna: [medeverdachte] ) aangerend. [medeverdachte] slaat verbalisant [benadeelde 2] meermaals in het gezicht. Verbalisant [benadeelde 1] werkt [medeverdachte] naar de grond en zijn aanhouding wordt in gang gezet. Terwijl dit alles gebeurt, vindt niet veel verderop een confrontatie plaats tussen verbalisant [benadeelde 3] en verdachte. Daarbij slaat verdachte verbalisant [benadeelde 3] tegen het hoofd. Verbalisant [benadeelde 3] slaat verdachte daarop met de vuist in het gezicht. Omdat verdachte op [benadeelde 3] blijft afkomen, slaat [benadeelde 3] hem nogmaals in het gezicht. Na de tweede vuistslag onttrekt verdachte zich wederom aan zijn aanhouding. Vader en [medeverdachte] worden overgebracht naar het politiebureau. Omdat verbalisanten [benadeelde 2] en [benadeelde 3] gewond waren geraakt, gaan verbalisanten [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] daarna naar het ziekenhuis. Daar treffen ze verdachte aan, die eveneens gewond was geraakt. De verbalisanten willen verdachte alsnog aanhouden. Verdachte verzet zich wederom en bedreigt de verbalisanten. Uiteindelijk wordt ook verdachte aangehouden en overgebracht naar het politiebureau.

Vrijspraak feit 1 primair

De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van openlijk geweld, als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht, onder meer vereist is dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met zijn medeverdachte(n). Daarvan is sprake als verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan het openlijk en in vereniging gepleegd geweld. Daarin ligt besloten dat verdachte dubbel opzet moet hebben: verdachte moet opzet hebben op de onderlinge samenwerking en opzet op de openlijke geweldpleging.

Uit het hiervoor weergegeven feitencomplex leidt de rechtbank af dat verdachte en zijn twee medeverdachten geweld hebben gebruikt tegen verbalisanten. Voor de rechtbank is echter niet vast komen te staan dat dit een gezamenlijk optreden was van de drie verdachten. Er is bijvoorbeeld geen moment geweest waarop zij gelijktijdig (een) verbalisant(en) hebben aangevallen. Integendeel, de geweldshandelingen van de drie verdachten volgen elkaar juist op in tijd en spelen zich daarmee na elkaar af. Uit het dossier is verder niet gebleken dat de verdachten de bedoeling hadden om bij te dragen aan de geweldplegingen van de andere verdachte(n). Uit het dossier komt juist naar voren dat elke verdachte een ander doel had: verdachte wilde ontkomen aan zijn aanhouding, vader wilde verdachte ontzetten en [medeverdachte] wilde vader ontzetten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de drie verdachten opzet hadden op de onderlinge samenwerking.

Gelet op bovenstaande komt de rechtbank tot een vrijspraak van de onder feit 1 primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging in vereniging door verdachte.

Bewezenverklaring feit 1 subsidiair

De aangifte van verbalisant [benadeelde 3]

Toen richtte deze jongen met de donkere haren zich op mij en begon hij mij te slaan.2

Het proces-verbaal van het verhoor van aangever/verbalisant [benadeelde 3]

Op 1 januari 2022 in Breukelen was ik op een gegeven moment met de verdachte [verdachte] aan het duwen en trekken. Ik voelde ook pijn in mijn hoofd, want daar was ik ook op geslagen. Zodoende kan ik dus zeker zeggen dat [verdachte] mij aangevallen had. lk kreeg na die klap op mijn hoofd gelijk een warm gevoel op die plek. Dit gevoel kan ik het beste omschrijven schaaf/branderig gevoel. Voor mijn gevoel was hij degene die mij ook geslagen had en hij wilde weg.3

Bewijsoverweging feit 1 subsidiair

Gelet op bovenstaand bewijsmiddel acht de rechtbank de mishandeling van verbalisant [benadeelde 3] zoals ten laste gelegd onder feit 1 subsidiair wettig en overtuigend bewezen. Vaststaat dat verdachte verbalisant [benadeelde 3] tegen het hoofd heeft geslagen. De rechtbank spreekt verdachte echter vrij van de mishandeling van verbalisant [benadeelde 1] , omdat uit het dossier niet volgt dat verbalisant [benadeelde 1] door verdachte is geslagen of gestompt.

Bewezenverklaring feit 2

Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder feit 2 ten laste gelegde bekend. De raadsman heeft geen algehele vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:

  • -

    de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 oktober 2022;

  • -

    een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 1 januari 2022, opgemaakt door [verbalisant 1] van de politie Midden-Nederland, genummerd PL0900-2022000575-2, doorgenummerde pagina’s 377-380;

  • -

    een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 1 januari 2022, opgemaakt door [verbalisant 2] van de politie Midden-Nederland, genummerd PL0900-2022000706-2, doorgenummerde pagina’s 389-390;

  • -

    een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 1 januari...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT