Uitspraak Nº 16-000629-22 (P). Rechtbank Midden-Nederland, 2022-10-25

ECLIECLI:NL:RBMNE:2022:4247
Docket Number16-000629-22 (P)
Date25 Octubre 2022
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht

Zittingsplaats Utrecht

Parketnummer: 16-000629-22 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 25 oktober 2022

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [1995] in [geboorteplaats] ,

wonende aan het [adres] , [postcode] in [woonplaats] ,

hierna: verdachte.

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 5 juli 2022 en 11 oktober 2022. De rechtbank heeft op laatstgenoemde datum de zaak tegen verdachte inhoudelijk behandeld.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C.J. Booij en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.C. Kanhai, advocaat te Lelystad, alsmede de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] en hun gemachtigde Van Doorn naar voren hebben gebracht.

2 TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

feit 1 primair: op 1 januari 2022 in Breukelen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 2] , [benadeelde 1] , [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] ;

feit 1 subsidiair: op 1 januari 2022 in Breukelen [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] heeft mishandeld;

feit 2: op 1 januari 2022 in Breukelen en/of Leidsche Rijn zich tegen zijn aanhouding heeft verzet;

feit 3: op 1 januari 2022 in Breukelen [benadeelde 2] en/of [benadeelde 4] opzettelijk heeft belemmerd in de aanhouding van [medeverdachte 1] .

3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen gelet op de stukken in het dossier.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair ten laste gelegde, omdat verdachte geen significante en actieve bijdrage heeft geleverd aan geweldpleging door een of meer anderen.

De raadsvrouw heeft ook vrijspraak bepleit voor het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde, omdat verdachte geen opzet had op het toebrengen van pijn of letsel aan de verbalisanten. Het opzet van verdachte was gericht op het ontzetten van zijn vader.

De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor het onder feit 2 ten laste gelegde.

De raadsvrouw heeft ook vrijspraak bepleit voor het onder feit 3 ten laste gelegde, omdat verdachte ontkent met zijn knie omhoog richting verbalisanten te zijn gerend en ontkent verbalisant [benadeelde 2] tegen haar hoofd te hebben geslagen en/of gestompt.

4.3

Het oordeel van de rechtbank 1

Inleiding

De rechtbank gaat op basis van de hieronder weergegeven bewijsmiddelen uit van het volgende feitencomplex.

In de nacht van vrijdag 31 december 2021 op zaterdag 1 januari 2022 zien verbalisanten tijdens de surveillance dat er zwaar vuurwerk wordt afgestoken bij het busstation in [plaats] . Zij zien dat er diverse verkeersborden en prullenbakken vernield zijn en dat één persoon vuurwerk aan het afsteken is. De verbalisanten proberen deze persoon aan te houden. Op het moment dat de verbalisanten komen aanrijden, rent deze persoon, de jongere broer van verdachte (hierna: [medeverdachte 2] ) weg. Verbalisant [benadeelde 3] rijdt [medeverdachte 2] daarom klem. Daarbij komt [medeverdachte 2] tegen de politiebus aan. [medeverdachte 2] probeert te ontkomen, maar verbalisant [benadeelde 1] voorkomt dit door op hem te gaan zitten. Omdat [medeverdachte 2] zich hiertegen verzet, sluit verbalisant [benadeelde 2] aan om hem onder controle te krijgen. Op dat moment komt er een man aangerend, de vader van verdachte en [medeverdachte 2] (hierna: vader). Vader trapt verbalisant [benadeelde 2] tegen haar hoofd en geeft [benadeelde 1] een bodycheck. [medeverdachte 2] ziet daarop kans om weg te rennen. Verbalisant [benadeelde 3] gaat achter [medeverdachte 2] aan, terwijl verbalisanten [benadeelde 4] en [benadeelde 2] vader proberen aan te houden. Vader verzet zich hiertegen. Om vader onder controle te krijgen, gaat verbalisant [benadeelde 4] op hem zitten. Omdat hij zich blijft verzetten, neemt verbalisant [benadeelde 2] vervolgens plaats op de benen van vader. Vader blijft zich verzetten tegen zijn aanhouding en beledigt daarbij een van de verbalisanten, terwijl omstanders toekijken. Op dat moment komt verdachte aangerend. Verdachte slaat verbalisant [benadeelde 2] meermaals in het gezicht. Verbalisant [benadeelde 1] werkt verdachte naar de grond en zijn aanhouding wordt in gang gezet. Terwijl dit alles gebeurt, vindt niet veel verderop een confrontatie plaats tussen verbalisant [benadeelde 3] en [medeverdachte 2] . Daarbij slaat [medeverdachte 2] verbalisant [benadeelde 3] tegen het hoofd. Verbalisant [benadeelde 3] slaat [medeverdachte 2] daarop met de vuist in het gezicht. Omdat [medeverdachte 2] op [benadeelde 3] blijft afkomen, slaat [benadeelde 3] hem nogmaals in het gezicht. Na de tweede vuistslag onttrekt [medeverdachte 2] zich wederom aan zijn aanhouding. Vader en verdachte worden overgebracht naar het politiebureau. Omdat verbalisanten [benadeelde 2] en [benadeelde 3] gewond waren geraakt, gaan verbalisanten [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] daarna naar het ziekenhuis. Daar treffen ze [medeverdachte 2] aan, die eveneens gewond was geraakt. De verbalisanten willen [medeverdachte 2] alsnog aanhouden. [medeverdachte 2] verzet zich wederom en bedreigt de verbalisanten. Uiteindelijk wordt ook [medeverdachte 2] aangehouden en overgebracht naar het politiebureau.

Vrijspraak feit 1 primair

De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van openlijk geweld, als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht, onder meer vereist is dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met zijn medeverdachte(n). Daarvan is sprake als verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan het openlijk en in vereniging gepleegd geweld. Daarin ligt besloten dat verdachte dubbel opzet moet hebben: verdachte moet opzet hebben op de onderlinge samenwerking en opzet op de openlijke geweldpleging.

Uit het hiervoor weergegeven feitencomplex leidt de rechtbank af dat verdachte en zijn twee medeverdachten geweld hebben gebruikt tegen verbalisanten. Voor de rechtbank is echter niet vast komen te staan dat dit een gezamenlijk optreden was van de drie verdachten. Er is bijvoorbeeld geen moment geweest waarop zij gelijktijdig (een) verbalisant(en) hebben aangevallen. Integendeel, de geweldshandelingen van de drie verdachten volgen elkaar juist op in tijd en spelen zich daarmee na elkaar af. Uit het dossier is verder niet gebleken dat de verdachten de bedoeling hadden om bij te dragen aan de geweldplegingen van de andere verdachte(n). Uit het dossier komt juist naar voren dat elke verdachte een ander doel had: [medeverdachte 2] wilde ontkomen aan zijn aanhouding, vader wilde [medeverdachte 2] ontzetten en verdachte wilde vader ontzetten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de drie verdachten opzet hadden op de onderlinge samenwerking.

Gelet op bovenstaande komt de rechtbank tot een vrijspraak van de onder feit 1 primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging in vereniging door verdachte.

Vrijspraak feit 2

De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 2 ten laste gelegde. Uit de beschrijving van de camerabeelden van stadstoezicht blijkt dat verdachte heeft meegewerkt aan zijn aanhouding2 en zich dus niet heeft verzet.

Bewezenverklaring feit 1 subsidiair en feit 3

De aangifte van verbalisant [benadeelde 2]

Ik ben weer op de benen van die kale man gaan zitten, omdat deze man nog steeds verzet bood tegen de aanhouding. Nadat ik weer ergens op het lichaam van de kale man zat, vermoedelijk zijn benen, om mijn collega [benadeelde 4] (de rechtbank begrijpt: verbalisant [benadeelde 4]) te helpen, zie ik dat er een andere jongen aan komt. Ineens staat deze jongen bij ons terwijl zijn vader nog op de grond lag. Hij zat nog niet in de handboeien, omdat dat vanwege zijn verzet niet kon. Ik zat op de kale man toen ik een klap kreeg van deze jongen. Later werd mij duidelijk dat de man op de grond zijn vader was. Ik kreeg een of twee klappen van hem op mijn voorhoofd, boven mijn linkeroog. Ik weet niet hoe hij mij sloeg, maar het deed meteen pijn. Ik had al pijnscheuten aan de achterkant van mijn hoofd, en had nu ook pijnscheuten aan de voorkant van mijn hoofd. Ik zag toen dat [benadeelde 1] (de rechtbank begrijpt: verbalisant [benadeelde 1]) deze jongen pakte en hem bij mij weghaalde.3

Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [benadeelde 4]

Op zaterdag 1 januari 2022 was ik [benadeelde 4] samen met collega [benadeelde 2] in politie uniform gekleed en rijdend in een herkenbaar politie voertuig. Wij waren belast met de openbare orde dienst voor de Nieuwjaars nacht in de gemeente [gemeente] . Ik duwde [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: vader) op de grond. Ik ging daarop op [medeverdachte 1] zijn rug zitten. Ik wilde [medeverdachte 1] aanhouden voor de mishandeling van collega’s [benadeelde 2] en [benadeelde 1] .4

De aangifte van verbalisant [benadeelde 3]

Ik zag toen een andere jongen met donker haar, slank postuur, en blanke huidskleur, die zag ik naar [benadeelde 2] (de rechtbank begrijpt: verbalisant [benadeelde 2]) toe...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT