Uitspraak Nº 16/00228 en 16/00262. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2017-01-31

ECLIECLI:NL:GHARL:2017:636
Docket Number16/00228 en 16/00262
Date31 Enero 2017
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht

Locatie Leeuwarden

Nummers 16/00228 en 16/00262

uitspraakdatum: 31 januari 2017

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)
(kenmerk Hof: 16/00228)

en het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
(kenmerk Hof: 16/00262)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 21 januari 2016, nummer LEE 14/3447, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur

1 Ontstaan en loop van het geding
1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 38.304. Tevens is bij beschikking het verlies van het jaar 2008 vastgesteld op nihil. Daarnaast is bij beschikking € 1.054 heffingsrente in rekening gebracht.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag en de beschikkingen gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 21 januari 2016 gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van nihil en het verlies vastgesteld op € 34.808.

1.4

De Inspecteur en belanghebbende hebben tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 november 2016 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord namens belanghebbende mr. [A] en drs. [B] (gemachtigden), bijgestaan door [C] . Namens de Inspecteur is verschenen drs. [D] , bijgestaan door [E] en mr. [F] . Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten
2.1

De Rechtbank heeft de volgende, in hoger beroep niet betwiste, feiten vastgesteld, waarbij belanghebbende als eiseres en de Inspecteur als verweerder is aangeduid.

“1.1. De heer [C] (geboren [in] 1945) bezat in het jaar 2008 99,9 percent van de aandelen in eiseres. Zijn zoon [G] en dochter [H] bezaten ieder 0,05 percent.

1.2.

Eiseres had onder andere de volgende deelnemingen:
- [I] Holding BV (een belang van 46 percent)
- [J] BV (een belang van 93,75 percent), en
- [K] BV (een belang van 5 percent)

1.3.

De aandeelhouders van [J] BV waren, naast [X] BV , de zoon en dochter van de heer [C] , die ieder 3,13 percent van de aandelen bezaten.

1.4.

[J] BV en [K] BV namen respectievelijk voor 5 percent en 24,5 percent deel in [I] BV. De resterende aandelen in laatstgenoemde vennootschap werden gehouden door [L] BV en de [M] BV.

1.5.

[I] Holding BV was in 2008 de moedermaatschappij van een aantal dochtermaatschappijen, waarvan een aantal deel uitmaakt van de fiscale eenheid waarvan zij de moedermaatschappij was.

1.6.

De aandeelhouders van [I] Holding BV hebben in het jaar 2006 besloten dat eiseres en [J] BV hun belang in [I] Holding BV zouden afstoten. De reden was dat de heer [C] de pensioengerechtigde leeftijd naderde en geen opvolger had in de familie.

1.7.

Op 20 december 2006 werden tijdens een informeel overleg van de aandeelhouders van [I] Holding BV de mogelijke opties in verband met de opvolging van de heer [C] besproken.

1.8.

Tijdens de informele vergadering van 18 april 2007 kwam de opvolging weer ter sprake.

1.9.

Tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders van [I] Holding BV van 13 juni 2007 gaf de heer [C] aan dat hij een gesprek had gehad met de [a-bank] in verband met het zoeken naar een geschikte partij die een informatiememorandum over de onderneming kon opstellen. Er werd besloten in verband met het onderzoeken van opties om, naast de [a-bank] , ook contact op te nemen met [N] en [O] BV (hierna: [O] ). De heer [C] gaf aan dat hij de (verkoop)onderhandelingen niet zelf wilde voeren.

1.10.

Op 4 juli 2007 stuurde [O] aan [I] Holding BV een plan van aanpak voor de begeleiding van de verkoop van de aandelen van deze vennootschap.

1.11.

Op 5 juli 2007 schreef de heer [C] aan mevrouw [P] (lid van de raad van commissarissen van [I] Holding BV) dat hij met [O] had besproken dat het onderzoeken van een managementbuy-out niet parallel kon lopen met een zoektocht naar een strategische overnamepartner.

1.12.

Op 6 augustus 2007 bevestigde de heer [C] dat de [I] groep [O] heeft uitgekozen om de verkoop te begeleiden.

1.13.

Op 17 augustus 2007 bevestigde [O] de ontvangst van de opdracht voor de begeleiding van de verkoop van de aandelen.

1.14.

In de vergadering van 26 september 2007 is de voorgenomen verkoop van aandelen besproken in de vergadering van de raad van commissarissen.

1.15.

Op 14 december 2007 heeft [O] een indicatief waarderingsrapport opgesteld. In dit rapport is onder andere vermeld: “De heer [C] heeft aangegeven tijdig de overdracht van de aandelen in [I] te willen regelen”.

1.16.

Eiseres heeft in haar jaarrekening 2007 een bedrag van € 14.999 ten laste van haar resultaat gebracht in verband met facturen die [O] aan haar had uitgereikt. Zij heeft dit bedrag ook ten laste van het fiscale resultaat gebracht.

1.17.

Op 25 januari 2008 heeft [O] een vervolg gepresenteerd op het plan van aanpak, waarin is toegelicht uit welke fasen het verkooptraject zou bestaan en dat een gedetailleerd overzicht van de activiteiten per fase bevat.

1.18.

Op 1 februari 2008 bespraken de directie van [I] Holding BV en [O] de ontwikkeling van de omzet, de brutomarge, de personele kosten, de investeringen en het werkkapitaal van [I] Holding BV.

1.19.

Op 5 februari 2008 heeft [O] een e-mail gestuurd aan de heer [C] . In de e-mail vroeg hij informatie voor het opstellen van een longlist.

1.20.

Op 15 februari 2008 heeft de heer [Q] namens de aandeelhouders de [L] BV en de [M] BV een volmacht gegeven voor de verkoop van de aandelen [I] Holding BV.

1.21.

Op 4 maart 2008 heeft [R] BV een bod uitgebracht op de aandelen [I] holding BV.

1.22.

In het gespreksverslag van 27 maart 2008 is vastgelegd dat is besloten dat het bod van [R] BV niet werd aanvaard, dat een managementbuy-out van tafel was en dat een verkooptraject met een externe partij zou worden opgestart.

1.23.

Op 28 maart 2008 heeft mevrouw [P] een e-mail gestuurd aan de heer [C] waarin zij aangeeft dat [S] een offerte zal opstellen voor een vendor due diligence onderzoek.

1.24.

Op 17 april 2008 begon [O] met het opstellen van een informatiememorandum.

1.25.

Op of rond 17 april 2008 is een overeenkomst inzake een bonusregeling getekend tussen de aandeelhouders van [I] Holding BV en het managementteam van die vennootschap. In deze overeenkomst wordt [O] als coördinator van het (verkoop)proces aangeduid.

1.26.

Op 5 juni 2008 heeft mevrouw [P] een e-mail gestuurd waarin zij schijft: "De doorlooptijd is zolang het verkoopproces loopt met een maximum van anderhalf jaar. Dit is een voorstel van [O] die de verkoop voor ons begeleid. Een zuiver technische zaak zou ik zeggen. Het is niet de bedoeling met de onderneming te leuren, dat is in niemands belang. Mocht [O] kunnen leven met 12 maanden dan lijkt het geen probleem dit aan de te passen, o.i. namelijk slechts om praktische redenen 18 maanden (en lijkt op voorhand ook wat lang), maar ook (c.q. vooral) gelijkgesteld aan de lengte van het verkoopproces. In inmiddels gecheckt: er is geen bezwaar om de zin aan te passen aan: (...)".

1.27.

De e-mail van 11 juni 2008 bevat een korte samenvatting van hetgeen die ochtend is besproken. Het verslag van de informele bijeenkomst van 11 juni 2008 bevat een uitgebreidere vastlegging. Onder andere is besproken dat een long list is opgesteld van potentiële geïnteresseerden en dat uit deze longlist een shortlist is gedestilleerd. [O] heeft alle partijen die op de shortlist voorkomen persoonlijk benaderd. Verder wordt opgemerkt dat de heer [C] en [O] nauw samenwerken bij het opstellen van het informatiememorandum.

1.28.

Op 30 juni 2008 heeft [T] twee brieven gestuurd waarin zij een in te stellen due diligence onderzoek offreert. De heer [C] heeft de offerte op...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT