Uitspraak Nº 16/00404 en 16/00405 en 16/00411 tot en met 16/00419. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2018-01-11

ECLIECLI:NL:GHSHE:2018:93
Date11 Enero 2018
Docket Number16/00404 en 16/00405 en 16/00411 tot en met 16/00419
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 16/00404 en 16/00405 en 16/00411 tot en met 16/00419

Uitspraak op het hoger beroep van

de erven van [belanghebbende] ,

domicilie kiezende te [plaats 1] ,

hierna: belanghebbenden,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 15 april 2016, nummers BRE 14/3124, 14/3125, 14/3132 tot en met 14/3135, 14/3137 en 14/3140 tot en met 14/3143, in het geding tussen

belanghebbenden,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde belastingaanslagen en beschikkingen.

1 Ontstaan en loop van het geding
1.1.

Aan wijlen [belanghebbende] (hierna: erflater) zijn de volgende belastingaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: de IB/PVV) en heffingsrente- en boetebeschikkingen opgelegd:

Aanslagnr.

[aanslagnummer 1]

Jaar

Dagtekening

Kenmerk Hof

H.08

1990

31-12-2002

16/00404

H.16

1991

31-05-2003

16/00405

H.38

1993

31-12-2005

H.48

1994

31-12-2005

H.58

1995

31-12-2005

H.68

1996

31-12-2005

H.78

1997

31-12-2005

H.16

2001

31-12-2004

16/00411

H.26

2002

08-10-2005

16/00412

H.36

2003

08-10-2005

16/00413

H.46

2004

29-09-2007

16/00414

H.56

2005

31-12-2008

16/00415

H.66

2006

31-12-2008

16/00416

H.76

2007

07-01-2011

16/00417

1.2.

Aan erflater zijn de volgende navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting (hierna: de VB) en heffingsrente- en boetebeschikkingen opgelegd:

Aanslagnr.

[aanslagnummer 1]

Jaar

Dagtekening

Kenmerk Hof

K.18

1991

31-12-2002

16/00418

K.28

1992

31-05-2003

16/00419

K.48

1994

31-12-2005

K.58

1995

31-12-2005

K.68

1996

31-12-2005

K.78

1997

31-12-2005

K.88

1998

31-12-2005

1.3.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraken van 15 april 2014 de in 1.1 en 1.2 bedoelde belastingaanslagen en heffingsrentebeschikkingen verminderd.

1.4.

De in 1.1 en 1.2 bedoelde boeten zijn komen te vervallen vanwege het overlijden van erflater op 10 februari 2013.

1.5.

Belanghebbenden zijn van de in 1.3 bedoelde uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbenden een griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor zover het de belastingaanslagen IB/PVV 1993 tot en met 1997 en VB 1994 tot en met 1998 betreft en de corresponderende uitspraken op bezwaar, belastingaanslagen en heffingsrentebeschikkingen vernietigd. De Rechtbank heeft het beroep voor het overige ongegrond verklaard. Voorts heeft de Rechtbank de Inspecteur en de Minister van Veiligheid en Justitie veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 2.025 respectievelijk € 225, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbenden ten bedrage van € 744 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbenden betaalde griffierecht van € 45 aan hen vergoedt.

1.6.

Tegen deze uitspraak hebben belanghebbenden hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbenden een griffierecht geheven van € 124. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 9 november 2017 te ‘s‑Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord mr. [A] , advocaat te [plaats 1] , als gemachtigde van belanghebbenden, alsmede, namens de Inspecteur, [B] en [C] .

Het hoger beroep van belanghebbenden is gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met het hoger beroep van belanghebbenden met kenmerknummer 16/00403 en de hoger beroepen van [echtgenote] , met kenmerknummers 16/00425 tot en met 16/00432.

1.8.

Belanghebbenden hebben te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.9.

De Inspecteur heeft te dezer zitting een stuk overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij (zie 2.7). Belanghebbenden hebben verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van dit stuk.

1.10.

Aan het einde van de zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.

1.11.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Erflater, geboren op [geboortedatum 1] 1933 en overleden op [datum] 2013, was gehuwd met [echtgenote] , geboren op [geboortedatum 2] 1936 (hierna: de echtgenote).

2.2.

De Belastingdienst heeft op 27 oktober 2000 gegevens op afdrukken van microfiches van Nederlandse rekeninghouders bij de Kredietbank Luxembourg te Luxemburg (hierna: de KBL) ontvangen van de Belgische autoriteiten. De afdrukken van microfiches vermelden saldi op rekeningen bij de KBL per 31 januari 1994. Op basis van de gegevens is een onderzoek ingesteld door de FIOD en de Belastingdienst, later bekend geworden als het Rekeningenproject.

2.3.

Op de afdrukken van microfiches stonden onder andere de volgende regels:

“JUSTIFICATIF DES SOLDES PAR RUBRIQUES IML AU 31/01/1994

(...)

53- [rekeningnummer] -45-0000 00 0040 TER LDO [belanghebbende] - [echtgenote] 611.650,49

(…)

52- [rekeningnummer] -18-0000 00 0040 VUE [belanghebbende] - [echtgenote] 125,72”.

2.4.

Tot de gedingstukken behoort een proces-verbaal van ambtshandeling, opgemaakt op 21 februari 2013 door [D] , medewerker bij de FIOD/kantoor [plaats 2] , waarin onder meer het volgende is vermeld:

“Het cliëntenbestand KB Lux [is] door B/KIR gematcht met het BVR-bestand (Beheer van Relaties), een bestand van de Belastingdienst, waarin alle natuurlijke- en rechtspersonen zijn opgenomen die in Nederland wonen of zijn gevestigd. Tevens zijn in het BVR-bestand opgenomen alle natuurlijke- en rechtspersonen die in het buitenland wonen of zijn gevestigd en in Nederland belastingplichtig zijn. Het BVR-bestand wordt voor wat betreft de natuurlijke personen gevoed met gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie. In het BVR-bestand blijven historische gegevens bewaard.

Opgemerkt wordt dat in het BVR-bestand ten tijde van de identificaties rond de jaren 2001, 2002 de natuurlijke personen zijn opgenomen met voorletters en niet met voornamen.

Indien een rekening meer dan één rekeninghouder heeft, is er uit het BVR-bestand door B/KIR de volgende selectie gemaakt:

a. alle combinaties van beide achternamen waarbij in BVR een relatie staat vermeld. (bijv. gehuwd met, kind van, samenwonend etc)

b. alle combinaties van beide achternamen die in BVR op hetzelfde adres wonen (hebben gewoond)

c. alle combinaties van beide achternamen die in BVR onder hetzelfde dossiernummer staan (stonden) vermeld.

Tot slot zijn de gevonden sofinummers gekoppeld aan het bestand van het Centrale rijbewijzen- en Bromfietscertificatenregister (CRB), in welk bestand de sofinummers, de voornaam en de geslachtsnaam van alle natuurlijke personen met een rijbewijs of een bromfietscertificaat zijn opgenomen en welk bestand is aangekocht van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (hierna genoemd: RDW-bestand).

Door de FIOD/kantoor [plaats 2] /afdeling Digitaal Ondersteuningsteam is uit het BVR-bestand en het RDW-bestand een nadere selectie gemaakt. Alleen die combinaties van namen zijn in de selectie ter nadere identificatie opgenomen waarbij er of géén voornaam na matching met het RDW-bestand bekend was, dan wel na matching de voornaam uit het RDW-bestand gelijk was aan de voornaam van het cliëntenbestand KB Lux én de eerste letter van de doop-, c.q. geboortenamen binnen het BVR-bestand overeen kwam met de eerste letter van de doop-, c.q. geboortenaam, zoals die op de microfiches voorkomt.

Op basis van het voorgaande verklaar ik, verbalisant, het volgende:

1. Op de afdruk van de microfiche van de KB Lux komt onder meer voor de na(a)m(en): [belanghebbende] - [echtgenote] .

2. Uit eerder onderzoek naar rekeninghouders van de KB Lux is komen vast te staan dat indien deze notatiewijze wordt gehanteerd er volgens de systematiek van de KB Lux sprake is van gehuwden, in casu [belanghebbende] , gehuwd met mw. [echtgenote] .

3. Uit de match van het cliëntenbestand KB Lux met het BVR-bestand komen één overeenkomst voor, waarbij [belanghebbende] de partner is van [echtgenote] . Dit is [belanghebbende] , geboren op [geboortedatum 1] 1933 met sofinummer [aanslagnummer 1] gehuwd met [echtgenote] , geboren op [geboortedatum 2] 1936 met sofinummer [aanslagnummer 2] .

Uit de match van de rekeninghouder(s), zoals vermeld op de microfiches van de KB Lux met de Belastingdienst ten dienst staande landelijke bestanden, komt één persoon als rekeninghouder in aanmerking, zijnde [belanghebbende] met sofinummer [aanslagnummer 1] zoals onder voornoemd punt 3. staat vermeld.” .

2.5.

Erflater en de echtgenote zijn op 30 oktober 2001 en 1 november 2001 door ambtenaren van de Belastingdienst FIOD-ECD ter zake van de onder 2.3 vermelde rekening bij de KBL met rekeningnummer [rekeningnummer] (hierna: de KBL-rekening) verhoord. Van de verhoren zijn processen-verbaal opgemaakt. De Belastingdienst...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT