Uitspraak Nº 16/009498-20. Rechtbank Midden-Nederland, 2020-04-29

ECLIECLI:NL:RBMNE:2020:1666
Date29 Abril 2020
Docket Number16/009498-20
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht

Zittingsplaats Utrecht

Parketnummers: 16/009498-20

Vonnis van de meervoudige kamer van 29 april 2020

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [1995] te [geboorteplaats] ,

wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring van de PI Lelystad.

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 april 2020.1

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Goedegebuure en van hetgeen verdachte en mr. A.E.M.C. Koudijs, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2 TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

op 10 januari 2020 te Baarn heeft geprobeerd [verbalisant 1] (de rechtbank begrijpt: [verbalisant 1] ), agent van politie Eenheid Midden-Nederland en [verbalisant 2] , aspirant van politie Eenheid Midden-Nederland, zwaar te mishandelen door met een personenauto met (zeer) hoge, althans verhoogde snelheid op hen in te rijden en/of tegen de dienstauto van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] aan te rijden of aan te botsen;

subsidiair is bovenstaande gedraging ten laste gelegd als bedreiging van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ;
meer subsidiair is bovenstaande gedraging ten laste gelegd als vernieling van de dienstauto.

3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie vindt het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en baseert zich op de bewijsmiddelen zoals deze zich in het dossier bevinden.

De verdachte reed tegen de politieauto aan met de intentie om de politieauto te beletten hem in te halen. Zijn overige rijgedrag zou zijn ontstaan omdat hij niet wilde worden aangehouden. Gezien de duur van de achtervolging, de inrichting van de weg ter plaatse, de snelheid waarmee is gereden en de stuurbewegingen van verdachte kan het niet anders dan dat verdachte het voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte heeft bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat door zijn handelen beide politieagenten zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair en subsidiair ten laste gelegde niet kan worden bewezen. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld hoe hard er precies is gereden. Op basis van de schade aan beide auto’s kan slechts worden geconcludeerd dat de auto’s elkaar hebben geschampt. Dit kan niet worden gekwalificeerd als een poging tot zware mishandeling of een bedreiging. De raadsman stelt zich daarom op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Ten aanzien van de meer subsidiair ten laste gelegde vernieling heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

Inleiding

Voor de rechtbank staat vast – en dat staat wat de verdediging betreft ook niet ter discussie – dat verdachte op 10 januari 2020 te Baarn een voertuig heeft bestuurd. Omdat verdachte niet in het bezit was van een rijbewijs wilde hij niet worden gezien door de verbalisanten in de politieauto. Door zijn rijgedrag viel verdachte echter juist op. De verbalisanten zagen vervolgens dat verdachte hard wegreed en een stopteken en signalen negeerde. Wat volgt is een achtervolging door Baarn, waarbij verdachte met de door hem bestuurde auto tegen de politieauto aan is gereden.

Aan verdachte is primair ten laste gelegd dat hij door zo te handelen heeft geprobeerd om de verbalisanten die zich in de politieauto bevonden zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De vraag die de rechtbank daarvoor allereerst moet beantwoorden is of door het handelen van verdachte de aanmerkelijke kans is ontstaan dat de verbalisanten die zich in de politieauto bevonden zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen.

Vrijspraak primair ten laste gelegde

De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de kans op zwaar lichamelijk letsel – aanwezig is, indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.

De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.

Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat de verbalisanten verdachte een stopteken hebben gegeven. Verdachte heeft dit stopteken genegeerd, waarna een achtervolging is ontstaan. Op enig moment konden de verbalisanten het voertuig van verdachte passeren, waarbij zij de intentie hadden om dat voertuig klem te rijden. Toen heeft verdachte een stuurbeweging naar links gemaakt, in de richting van de politieauto, waarbij het voertuig waarin verdachte reed tegen de politieauto is aan gereden. Verbalisant [verbalisant 1] , de bestuurder van de politieauto, verklaart dat hij op dat moment ongeveer 50 kilometer per uur reed. Het is niet bekend hoe hard verdachte op dat moment reed.

De rechtbank heeft uit het onderzoek ter terechtzitting en mede door het ontbreken van verdere informatie, zoals een Verkeersongevallenanalyse, niet door wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken. Immers is ten aanzien van de ten laste gelegde gedraging niet komen vast te staan met welke snelheid verdachte heeft gereden, waar op de Geerenweg de gedraging precies heeft plaatsgevonden en wat de omstandigheden ter plaatse waren, zodat niet kan worden vastgesteld dat en in welke mate een ongeval met zwaar lichamelijk letsel voor verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] waarschijnlijk was.

Bewijsmiddelen subsidiair ten laste gelegde 2

De bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] :

Op 10 januari 2020 reed ik, samen met collega [verbalisant 2] in een opvallend politievoertuig in de gemeente Baarn.3Op de Geerenweg probeerde ik het voertuig klem te rijden tussen de stoep en mijn voertuig. Dit om de gevaarzetting ogenblikkelijk te doen stoppen. Op het moment dat ik het voertuig probeerde te passeren zag ik dat het voertuig plotseling linksaf mijn richting op kwam. Ik schrok hiervan. Ik voelde en hoorde een klap en zag dat de Polo tegen ons voertuig aan botste ter hoogte van de spiegel en het rechter voorwiel. Ik voelde een beweging in mijn voertuig en uit reactie stuurde ik hierdoor weg van het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT