Uitspraak Nº 16/03712. Hoge Raad, 2017-10-13

ECLIECLI:NL:HR:2017:2614
Date13 Octubre 2017
Docket Number16/03712

13 oktober 2017

Eerste Kamer

16/03712

LZ/AR

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

in de zaak van:

[de man],
wonende op Aruba,

VERZOEKER tot cassatie,

advocaat: mr. J. den Hoed,

t e g e n

[de vrouw],
wonende op Aruba,

VERWEERSTER in cassatie,

advocaat: mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.

1 Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

a. de beschikking in de zaak EJ. nr. 2296 van 2013 van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 27 oktober 2015;

b. de beschikking in de zaak EJ 2296/14-Ghis: 76879- H 406/15 van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 24 mei 2016.

De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2 Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

De vrouw heeft een verweerschrift ingediend.

De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

De advocaat van de man heeft bij brief van 16 juni 2017 op die conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van het middel

3.1

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

(i) Uit de affectieve relatie tussen de man en de vrouw is op [geboortedatum] 2014 in Aruba een dochter geboren (hierna: de minderjarige). Vast staat dat de man de verwekker is.

(ii) De vrouw oefent van rechtswege als enige het ouderlijk gezag over de minderjarige uit.

3.2

De man verzoekt in deze procedure op grond van art. 1:204 lid 3 BW Aruba (hierna: BWA) vervangende toestemming te verlenen voor de erkenning van de minderjarige. Ingevolge art. 1:204 lid 3 BWA kan de toestemming van de moeder wier kind de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, op verzoek van de man die het kind wil erkennen worden vervangen door de toestemming van de rechter. De vrouw heeft bezwaren geuit tegen de erkenning van de minderjarige door de man, omdat de minderjarige door de erkenning de geslachtsnaam van de man zal krijgen (art. 1:5 BWA). De vrouw heeft aangevoerd dat het huidige Arubaanse namenrecht discriminatoir is naar geslacht. Zij heeft de wens geuit dat de minderjarige haar geslachtsnaam, zijnde een zeldzame naam, zal behouden, nu de vrouw en de minderjarige een gezin vormen en de relatie tussen de vrouw en de man tijdens de zwangerschap van de vrouw is geëindigd.

3.3.1

Het gerecht heeft het verzoek toegewezen. Daarbij heeft het overwogen dat ingevolge art. 1:5 BWA de geslachtsnaam van de minderjarige na de erkenning die van de man is (rov. 2.8).

3.3.2

Het hof heeft de beschikking van het gerecht bevestigd, met dien verstande dat het in het dictum van zijn beschikking tevens heeft bepaald dat art. 1:5 lid 1 BWA ter gelegenheid van de erkenning door de man aldus buiten toepassing blijft dat het kind de geslachtsnaam van de vrouw behoudt. Het hof heeft hiertoe als volgt overwogen.

“3.7. Buiten kijf staat dat het huidige Arubaanse namenrecht discriminatoir naar geslacht is. De moeder van een kind wordt in het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT