Uitspraak Nº 16/094503-20 (P). Rechtbank Midden-Nederland, 2020-12-22

ECLIECLI:NL:RBMNE:2020:5606
Date22 Diciembre 2020
Docket Number16/094503-20 (P)
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht

Zittingsplaats Utrecht

Parketnummer: 16/094503-20 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 22 december 2020

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [1976 ] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres

[adres] te [woonplaats] .

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 december 2020.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F.E. van der Zee en van hetgeen de raadsman van verdachte, mr. A.E.M.C. Koudijs, advocaat te Utrecht, namens verdachte, alsmede hetgeen mr. R.E.H. Jager, advocaat te Amersfoort, namens de benadeelde partijen naar voren heeft gebracht.

2 TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de terechtzitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

Feit 1: Primair, op 4 april 2020 te Amersfoort heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar te mishandelen in vereniging door hem met een mes te steken;

Subsidiair, op 4 april 2020 te Amersfoort [slachtoffer 1] heeft mishandeld in vereniging door hem te steken en/of te schoppen en/of te duwen/trekken;

Feit 2: Primair, op 4 april 2020 te Amersfoort heeft geprobeerd [slachtoffer 2] zwaar te mishandelen in vereniging door haar in het gezicht/tegen het hoofd te schoppen;

Subsidiair, op 4 april 2020 te Amersfoort openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] door haar in het gezicht/het hoofd, althans tegen het lichaam te schoppen met voet en/of knie en/of vast te pakken en/of op de grond te gooien en/of te duwen en/of aan de haren te trekken en/of te steken/raken van het gezicht met een mes;

Meer subsidiair, op 4 april 2020 te Amersfoort [slachtoffer 2] heeft mishandeld in vereniging door haar in het gezicht/hoofd/lichaam te schoppen en/of vast te pakken en/of op de grond te gooien en/of aan de haren te trekken en/of te steken met een mes.

3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het onder feit 1 primair en onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Het gaat om zeer verstoorde familieverhoudingen waarbij de verklaringen van de slachtoffers staan tegenover de verklaringen van verdachte en haar medeverdachte.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

Ten aanzien van de feiten 1 en 2

Bewijsmiddelen 1

De bewijsmiddelen van de ten laste gelegde feiten worden, gezien hun samenhang, tezamen weergegeven.

Aantreffen situatie

Op 4 april 2020 ging ik, verbalisant, naar aanleiding van een melding naar de [adres] te [woonplaats] . Ter plaatse zag ik dat er een vrouw, [getuige] , naar mij toe liep en mij aansprak. Ik hoorde dat zij zei dat de persoon die gestoken had in een rode auto was weggereden en dat in het kenteken iets met de letters ' [letters] ' zou staan.2

Er werd door verschillende omstanders, die ik, verbalisant, niet ken en ook geen personalia van heb genoteerd, gesproken dat [slachtoffer 1] neergestoken zou zijn door zijn zus.

Ik zag aan de rechter zijde van het slachtoffer, net onder het schouderblad een blauwe plek zitten met in het midden een kleine snee van 1 centimeter.3

Wij, verbalisanten, waren op weg naar een melding over een vechtpartij op het woonwagenkamp. Toen wij op de [straat] kwamen, zagen wij vlak voor de ingang van het kamp dat er een rode Renault voorzien van kenteken [kenteken] , met hoge snelheid en zonder verlichting wegreed. Wij gaven de auto een stopteken. In het voertuig zaten twee vrouwen: de bestuurder betrof: [A] en de bijrijder: [verdachte] .4

Aangifte van [slachtoffer 1]

Wat ik mij kan herinneren, is dat ik met [B] aan het schempen was. Ik herinner mij dat mijn zus [verdachte] het voor [B] opnam en zich begon te bemoeien met het gesprek. Het bekvechten was ineens tussen mijn zus en mij, tot de man van mijn zus, [medeverdachte] , ertussen kwam en zich ermee kwam bemoeien. Hij deed dit door tussen mijn zus en mij te gaan staan. Ik zag dat mijn zus [verdachte] , [medeverdachte] wegduwde. Ik zag dat ze een mes in handen had. Ik hoorde dat ze zei: laat het maar dit is iets tussen een zus en een broer. Daarna zag ik dat ze mij aankeek en zei: "Ik zal je doodsteken. Dit is het moment dat ik je kapot ga steken, vieze kankerlijer, ik steek je kapot" of woorden van gelijke strekking. Daarna zag ik in mijn ooghoeken een schim. Daarna zag ik niks meer.5

Aangifte van [slachtoffer 2]

Omstreeks 20:20 uur kregen [B] en [slachtoffer 1] ruzie. Er werd veel gevloekt. Ik zag dat [verdachte] zich met de ruzie begon te bemoeien. Ik zag dat [slachtoffer 1] en [verdachte] ruzie kregen. Ik hoorde ze over en weer schelden. Ik zag dat ook [medeverdachte] zich ging bemoeien met de ruzie. Hierop zag ik dat [verdachte] voor [medeverdachte] ging staan, met haar rug naar [medeverdachte] toe. Ik zag haar naar [slachtoffer 1] gebaren "kom maar op". Ik zag dat zij een mes pakte uit haar broekzak. Ik zag dat dat een soort zelfgemaakt mes was. Ik zag een lemmet van ongeveer 15 centimeter. Ik zag een handvat met wit tape eromheen gewikkeld. Het mes kwam uit de rechter kontzak van de broek van [verdachte] . Ik zag dat zij het mes in haar rechter hand hield en voor haar gezicht hief en daarbij [slachtoffer 1] aankeek. Ik hoorde haar zeggen: "Kom maar op, ik zal je neersteken". Ik zag dat [medeverdachte] naast [verdachte] ging staan. Er ontstond een duw- en trekpartij tussen [verdachte] , [medeverdachte] en [slachtoffer 1] . Ik zag dat [medeverdachte] een stomp gaf met zijn vuist in het gezicht van [slachtoffer 1] . Dat was een harde stomp. Hierna zag ik dat [medeverdachte] [slachtoffer 1] met kracht een kopstoot gaf. Het effect van deze stomp en kopstoot was dat [slachtoffer 1] stond te wankelen. Ik zag [slachtoffer 1] vervolgens vallen. Ik zag dat [verdachte] op dat moment een stekende beweging maakte met de hand waarin zij het mes had. Ik zag dat het mes bij [slachtoffer 1] bij zijn schouder het lichaam binnen ging.

Nadat [slachtoffer 1] was gevallen, wilde ik naar [slachtoffer 1] om hem te beschermen. Ik zag namelijk dat [C] en [medeverdachte] met geschoeide voet [slachtoffer 1] aan het schoppen waren. Ik zag dat zij hem schopten tegen zijn hoofd. Ik zag dat [C] en [medeverdachte] ieder eenmaal met kracht schopten tegen het hoofd van [slachtoffer 1] .

Op het moment dat ik naar [slachtoffer 1] wilde, zag en voelde ik dat [C] en [verdachte] mij naar beneden trokken. Ik voelde dat ik door die twee aan mijn haren en jas naast [slachtoffer 1] werd getrokken. Toen ik op de grond lag, voelde ik de eerste schoppen. Ik voelde een hevige pijn in mijn onderrug en in mijn gezicht. Ik zag dat [verdachte] en [C] mij schopten. [verdachte] schopte mij echt hard, alsof ze een penalty nam.6 Het werd zwart voor mijn ogen. Ik voelde pijn. Ik heb bloed in mijn oogbol en een blauw oog met een zwelling aan de linker kant. Ik kreeg vervolgens een schop van [medeverdachte] .7

Letsel

Uit een brief van de neuroloog blijkt dat bij [slachtoffer 1] als gevolg van het incident op 4 april 2020 sprake was van:

1. Commotio cerebri na trauma capitis (de rechtbank begrijpt: een hersenschudding)

2. Ondiepe steekverwonding in de rechter schouder zonder afwijkingen op beeldvorming, niet actief bloedend.8

Op 4 april 2020 zag ik, verbalisant, ter plaatse een vrouw die bleek te zijn [slachtoffer 2] . Ik zag dat in het gelaat van [slachtoffer 2] een snee van ongeveer 2 à 3 centimeter ter hoogte van haar linker slaap zichtbaar was. Ik zag dat er uit deze snee bloed kwam. Ik zag dat rondom de snee de huid rood en licht gezwollen was.9

Tijdens het opnemen van de aangifte van [slachtoffer 2] zag ik, verbalisant, bij aangeefster het volgende letsel:

Zwelling onder linker oog

Bloeding linker oogbol

Snee van circa 1 cm in de huid bij de slaap.10

De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

Vrijspraak van het onder feit 1 primair ten laste gelegde

De rechtbank acht het onder feit 1 primair ten laste gelegde, te weten poging zware mishandeling van [slachtoffer 1] door hem met een mes te steken, niet bewezen. Uit het dossier komt naar voren dat sprake is van een ondiepe steekverwonding van ongeveer 1 centimeter en dat gestoken is in het schouderblad van het slachtoffer. Het mes is niet gevonden, zodat geen uitspraak kan worden gedaan over de grootte of de scherpte van het mes. Evenmin kan – mede gelet op de ondiepe steekverwonding van ongeveer 1 cm – niet worden vastgesteld dat er met kracht is gestoken. Om deze redenen is de rechtbank van oordeel dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte met het steken van het mes [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen of dat er een aanmerkelijke kans was dat er zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan. Nu onder feit 1 geen verdere geweldshandelingen zijn ten laste gelegd dan het steken met een mes, zal de rechtbank verdachte van het onder feit 1 primair ten laste gelegde...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT