Uitspraak Nº 16-120001-20. Rechtbank Midden-Nederland, 2020-12-23

ECLIECLI:NL:RBMNE:2020:5619
Date23 Diciembre 2020
Docket Number16-120001-20
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht

Zittingsplaats Utrecht

Parketnummer: 16-120001-20

Vonnis van de meervoudige kamer van 23 december 2020

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [1983] te [geboorteplaats] ,

wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2020, 12 november 2020 en 9 december 2020. Op 12 november 2020 heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. J.G.M. Dassen, advocaat te Utrecht. Op 9 december 2020 is het onderzoek in de zaak van verdachte en de medeverdachten gesloten.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. T. Tanghe, en van hetgeen verdachte en haar raadsman naar voren hebben gebracht.

2 TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

Feit 1

in de periode van 16 april 2014 tot en met 16 mei 2020 te Nieuwegein, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet;

Feit 2

in de periode van 16 april 2014 tot en met 16 mei 2020 te Nieuwegein, samen met anderen heeft gedeald in cocaïne, amfetamine, MDMA, MDA, methamfetamine, 2c-b en lsd

en/of

in de periode van 16 april 2014 tot en met 16 mei 2020 te Nieuwegein, samen met anderen heeft gedeald in hasjiesj en hennep;

Feit 3

in de periode van 1 september 2019 tot en met 16 mei 2020 te Nieuwegein en Benschop, samen met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid cocaïne, amfetamine, MDMA, MDA, methamfetamine, 2c-b en lsd

en/of

in de periode van 1 september 2019 tot en met 16 mei 2020 te Nieuwegein en Benschop, samen met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad hasjiesj.

3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft partiële vrijspraak bepleit ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde periode. Verdachte heeft verklaard dat zij vanaf begin 2018 een aantal handelingen heeft verricht ten behoeve van de criminele organisatie. Daarvoor heeft zij echter geen handelingen verricht anders dan in de aanwezigheid zijn van haar partner en tevens medeverdachte [medeverdachte 1] ; dit is echter onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen van het deelnemen aan een criminele organisatie.

Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het aanwezig hebben van de harddrugs in de koffer die op zolder van medeverdachte [medeverdachte 2] stond. Hoewel verdachte wist dat die koffer daar stond, had zij geen beschikkingsmacht over de koffer. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] is onvoldoende betrouwbaar en specifiek, nu hij niet heeft gezien dat verdachte daadwerkelijk wat uit de koffer heeft gepakt. Ook heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte weliswaar wist dat er drugs in haar woning lagen, maar niet dat het de specifieke drugssoorten betrof zoals genoemd in de tenlastelegging.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit vonnis zullen worden opgenomen.

Criminele organisatie

Aan verdachte is ten laste gelegd dat zij heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet (Ow). Een organisatie in de zin van voormeld artikel is een samenwerkingsverband tussen twee of meer personen met een zekere duurzaamheid en structuur. Dit kan blijken uit een onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie. Het oogmerk van deze organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet. Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven door de organisatie wordt beoogd. Om van deelneming in de zin van artikel 11b Ow te kunnen spreken is vereist dat verdachte tot het samenwerkingsverband behoort en dat zij een aandeel heeft in – of ondersteuning geeft aan – gedragingen die strekken tot óf rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. In het bestanddeel deelneming aan een organisatie ligt tevens het opzet van verdachte besloten. Verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat de organisatie het plegen van misdrijven beoogt.

Gelet op de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , de app-berichten in het dossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt dat zij vanaf begin 2018 drugs heeft afgeleverd, tasjes met drugs heeft bijgevuld en dergelijke tasjes aan drugskoeriers heeft (mee)gegeven, dat zij heeft gekeken op de bankrekening of afnemers geld hadden overgemaakt en dat zij contact heeft gehad met afnemers en drugskoeriers. Medeverdachte [medeverdachte 1] ontving de bestellingen van afnemers en stuurde de drugskoeriers aan. Medeverdachten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] brachten vervolgens de drugs rond. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft de koffer met de voorraad harddrugs in bewaring genomen. De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte heeft deelgenomen aan de criminele organisatie.

Ten aanzien van de periode merkt de rechtbank op dat hoewel er aanwijzingen bestaan dat verdachte voor 2018 ook al betrokken was bij de handel in drugs, het dossier alleen concreet bewijs bevat dat verdachte omstreeks januari 2018 daadwerkelijk handelingen heeft verricht ten behoeve van de handel in drugs. Gelet op al het voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte vanaf omstreeks januari 2018 heeft deelgenomen aan een organisatie die als oogmerk had het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van hard- en softdrugs. Gelet op de voorgaande overwegingen heeft zij ook nauw en bewust samengewerkt met de medeverdachten ten behoeve van de handel in hard- en softdrugs en is feit 2 ook wettig en overtuigend bewezen voor dezelfde periode.

Verdachte wordt dus vrijgesproken van de feiten 1 en 2, voor zover het de periode vóór 2018 betreft.

Aanwezig hebben van harddrugs

Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zij wist dat de koffer met drugs op de zolder van medeverdachte [medeverdachte 2] stond. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte wel eens naar boven de vlizotrap opging naar zolder en dat verdachte ook wel eens aan verdachte vertelde dat ze wat pilletjes en nog wat dingetjes moest meenemen van de zolder. De rechtbank ziet geen enkele aanleiding om te twijfelen aan deze verklaring. Gelet op deze verklaring en dat verdachte verder niets te zoeken heeft op de zolder van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat verdachte beschikkingsmacht heeft gehad over de handelsvoorraad drugs in de koffer en derhalve deze drugs ook aanwezig heeft gehad.

In de koffer die op de zolder van verdachte stond, is een kleine 6 kilogram aan vermoedelijk harddrugs aangetroffen. Ook in de woning van verdachte is een grote hoeveelheid van vermoedelijk harddrugs aangetroffen. Niet al deze goederen zijn door het NFI getest. De rechtbank zal in de bewezenverklaring dan ook alleen uitgaan van de drugs die wel getest is (cocaïne, 2c-b, MDMA en THC).
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij wel wist dat er drugs in de eigen woning lag en dat zij tegen medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gezegd dat de drugs uit het bereik van de kinderen die daar ook wonen, opgeslagen moest worden. Verdachte heeft verder verklaard dat zij niet wist...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT