Uitspraak Nº 16-218762-18 (P). Rechtbank Midden-Nederland, 2019-09-24

ECLIECLI:NL:RBMNE:2019:4406
Date24 Septiembre 2019
Docket Number16-218762-18 (P)
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht

Zittingsplaats Utrecht

Parketnummer: 16-218762-18 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 24 september 2019

in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] 2000 te [geboorteplaats] ,

wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen [voornaam van verdachte] heeft plaatsgevonden op de zittingen van 10 mei 2019, 7 juni 2019 en 10 september 2019. [voornaam van verdachte] was bij deze zittingen aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak.

De rechtbank heeft tijdens de zittingen gesproken met en geluisterd naar de standpunten van [voornaam van verdachte] zelf, haar advocaat, mr. M. Hoekzema, en de officier van justitie, mr. H. Leepel. De benadeelde partij [A] was ook op de zittingen aanwezig.

2 TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt [voornaam van verdachte] ervan dat zij betrokken is geweest bij verschillende overvallen op winkels. Deze verdenking staat beschreven in de tenlastelegging. De volledige tenlastelegging is in de bijlage bij dit vonnis opgenomen.

Samengevat weergegeven komt de tenlastelegging er op neer dat [voornaam van verdachte] zich schuldig zou hebben gemaakt aan medeplegen van of medeplichtigheid aan drie overvallen:

  1. de overval op de [winkel 1] in [plaatsnaam 1] op 23 oktober 2018;

  2. de overval op de [winkel 2] in [plaatsnaam 2] op 30 oktober 2018;

  3. de overval op de [winkel 3] in [plaatsnaam 3] op 2 november 2018.

De tenlastelegging is zo opgebouwd dat de rechtbank, wanneer zij vindt dat kan worden bewezen dat [voornaam van verdachte] bij een of meerdere overvallen betrokken was, per overval kan kiezen of sprake was van medeplegen of van medeplichtigheid. Van medeplegen zou sprake zijn als [voornaam van verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] een (ongeveer) gelijkwaardige rol zouden hebben gehad. Medeplichtigheid zou het geval zijn wanneer [voornaam van verdachte] [voornaam van medeverdachte] ‘alleen maar’ zou hebben geholpen en er dus niet kan worden gesproken over een (ongeveer) gelijkwaardig aandeel.

De tenlastelegging is daarnaast zo opgebouwd dat de rechtbank bij iedere overval moet kiezen tussen diefstal met geweld en afpersing. Als [voornaam van verdachte] of [voornaam van medeverdachte] het geld zelf uit de kassalade zou hebben gepakt en daarbij geweld zou hebben gebruikt of met geweld zou hebben gedreigd, wordt dat diefstal met geweld genoemd. Als [voornaam van verdachte] of [voornaam van medeverdachte] de caissières door geweld of bedreiging met geweld zou hebben gedwongen het geld af te geven, heet dat afpersing.

3 VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen [voornaam van verdachte] , moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [voornaam van verdachte] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

Volgens de officier van justitie kan worden bewezen dat [voornaam van verdachte] betrokken is geweest bij alle drie de overvallen. Omdat uit het dossier blijkt dat [voornaam van medeverdachte] een leidende rol heeft gespeeld bij de overvallen en [voornaam van verdachte] zelf niet bij overvallen was of in ieder geval zelf geen geweld heeft gebruikt, vindt de officier van justitie dat sprake was van medeplichtigheid en niet van medeplegen.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De advocaat van [voornaam van verdachte] vindt dat kan worden bewezen dat [voornaam van verdachte] medeplichtig is geweest aan de overval op de [winkel 1] in [plaatsnaam 1] . [voornaam van verdachte] heeft namelijk bekend dat zij [voornaam van medeverdachte] heeft geholpen bij het plegen van die overval door een voorverkenning te doen, [voornaam van medeverdachte] te helpen met omkleden en de kleding van [voornaam van medeverdachte] vast te houden tijdens de overval.

Volgens de advocaat kan niet worden bewezen dat [voornaam van verdachte] daarnaast ook betrokken is geweest bij de overvallen op de [winkel 2] in [plaatsnaam 2] en de [winkel 3] in [plaatsnaam 3] . Uit het dossier blijkt namelijk niet dat [voornaam van verdachte] bij die overvallen echt een rol van betekenis heeft gespeeld. Zij was wel in de buurt aanwezig, maar het enige waaruit zou blijken dat zij [voornaam van medeverdachte] ook zou hebben geholpen, is de verklaring die [voornaam van medeverdachte] tijdens zijn eigen zitting heeft afgelegd. Omdat deze verklaring niet overeenkomt met zijn eerdere verklaringen en de beschrijving van de camerabeelden, en [voornaam van medeverdachte] later geweigerd heeft vragen hierover te beantwoorden, zou deze verklaring volgens de advocaat niet als bewijsmiddel mogen worden gebruikt.

4.3

Het oordeel van de rechtbank 1

Bewijsmiddelen

Feit 1 (de overval op de [winkel 1] in [plaatsnaam 1] )

[voornaam van verdachte] heeft toegegeven dat zij [voornaam van medeverdachte] bij deze overval heeft geholpen en de advocaat van [voornaam van verdachte] heeft de rechtbank niet gevraagd [voornaam van verdachte] van dit feit vrij te spreken. De rechtbank zal de bewijsmiddelen daarom niet helemaal uitschrijven, maar alleen een opsomming van de bewijsmiddelen geven. De rechtbank verwijst daarbij in de voetnoten naar de plaats in het dossier waar de bewijsmiddelen te vinden zijn:

- het proces-verbaal van aangifte door [B] , mede namens de [winkel 1] te [plaatsnaam 1] ;2

- het proces-verbaal van verhoor aangever [C] ;3

- de bekennende verklaring van [voornaam van verdachte] .4

Feit 2 (de overval op de [winkel 2] in [plaatsnaam 2] )

[D] heeft verklaard dat zij op 30 oktober 2018 aan het werk was bij de supermarkt [winkel 2] […] in [plaatsnaam 2] . Omstreeks 17:15 uur verscheen er plotseling een man bij haar aan de kassa. Zij zag gelijk dat de man een groot slagersmes in zijn hand had. Zij zag dat hij dit mes dreigend vlak voor haar hield. Zij hoorde dat hij “Geld, geld, geld!” naar haar riep.5 Onder bedreiging van het mes heeft zij de kassalade geopend en heeft zij de man al het briefgeld uit de kassalade gegeven.6

Verbalisant [verbalisant 1] heeft telefonisch contact opgenomen met [winkel 2] […] om te vragen naar de hoogte van het geldbedrag dat uit de kassalade is weggenomen. Hij hoorde het Hoofd van de kassamedewerkers zeggen dat er een kastekort was van 882,45 euro. Omdat er bij de overval uitsluitend briefgeld aan de verdachte is afgegeven, gaat men ervanuit dat er 880,00 euro door de verdachte is weggenomen.7

[medeverdachte] heeft bekend dat hij de overval op de [winkel 2] in [plaatsnaam 2] heeft gepleegd.8

Verbalisant [verbalisant 2] heeft naar aanleiding van een gewapende overval in de [winkel 2] in [plaatsnaam 2] camerabeelden uitgekeken, die verstrekt waren door een bewoner van een woning aan het [straatnaam] in [plaatsnaam 2] .9 De overvallen supermarkt ligt in de nabije omgeving van het [straatnaam] .10 De verbalisant zag dat om 17:07:33 uur een persoon in beeld van de camera liep. Kort achter deze persoon liep een ander persoon. De voorste persoon droeg een opvallend wit kledingstuk aan diens bovenzijde. Deze persoon droeg een donkergekleurde jas over dit kledingstuk.11 Om 17:07:44 uur trok deze persoon zijn jas uit. Deze persoon overhandigde de jas aan de persoon die kort achter deze persoon liep.12 Het witte kledingstuk en de broek die deze persoon droeg, kwamen volledig overeen met de kledingstukken die de verdachte droeg ten tijde van de overval.13 De persoon die kort achter de verdachte liep en de jas van de verdachte overnam droeg een roodkleurige jas voorzien van bontkraag.14 Om 17:14:34 uur, op hetzelfde tijdstip waarop de overval bij de politie werd gemeld en duidelijk was dat de dader was gevlucht, liep vanuit de richting van de [winkel 2] een persoon, die dezelfde kleur broek en schoenen droeg als de verdachte, het beeld in. Deze persoon had een bruin/groenkleurige gewatteerde jas aan. Dit kledingstuk kwam overeen met het kledingstuk dat de vrouw zojuist bij zich droeg. Kort achter deze persoon liep dezelfde persoon als de vrouw die zojuist samen met de verdachte liep en diens jas aan had gepakt.15

[voornaam van verdachte] heeft verklaard dat zij samen met [voornaam van medeverdachte] naar het winkelcentrum in [plaatsnaam 2] is toegegaan en ook weer samen met hem is weggelopen nadat hij terugkwam uit de supermarkt. Bij de overval op de [winkel 1] in [plaatsnaam 1] , een week eerder, heeft zij [voornaam van medeverdachte] geholpen met het wisselen van kleding en heeft zij kleding voor [voornaam van medeverdachte] vastgehouden op het moment dat hij de overval pleegde, zodat hij na de overval minder snel herkend zou worden.16

Bewijsoverwegingen

Betrouwbaarheid van de verklaring van [voornaam van medeverdachte]

heeft tijdens de zitting in zijn zaak op 10 mei 2019 een bekennende verklaring afgelegd, waarbij hij ook het een en ander heeft verklaard over de rol van [voornaam van verdachte] . Deze verklaring is in de zaak tegen [voornaam van verdachte] opgenomen. Toen de advocaat van [voornaam van verdachte] hierover aanvullende vragen wilde stellen, heeft hij tot tweemaal toe geweigerd mee te werken, waardoor de advocaat van [voornaam van verdachte] de betrouwbaarheid van de verklaring niet heeft kunnen toetsen. Omdat [voornaam van medeverdachte] wisselende verklaringen heeft afgelegd, zijn verklaring op de zitting van 10 mei 2019 over de rol van [voornaam van verdachte] daarnaast summier is en niet overeenkomt met andere stukken in het dossier en het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT