Uitspraak Nº 16/238276-18 (P). Rechtbank Midden-Nederland, 2019-09-27

ECLIECLI:NL:RBMNE:2019:4502
Date27 Septiembre 2019
Docket Number16/238276-18 (P)
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht

Zittingsplaats Lelystad

Parketnummer: 16/238276-18 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 27 september 2019

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,
geboren op [1984] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] .

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 september 2019.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. G.A. Hoppenbrouwers en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. J.F. van der Brugge, advocaat te Amsterdam, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] en zijn advocaat, mr. A.J. Sprey, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2 TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering nader omschreven. De nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

in de periode van 5 oktober 2018 tot en met 6 oktober 2018 te Almere en/of Amsterdam, met (een) ander(en)

1. primair:heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven door het toedienen van (hard)drugs, te weten cocaïne en/of metamfetamine en/of

MDMA en/of XTC;

subsidiair ten laste gelegd als een mishandeling van [slachtoffer] ;

2. [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd door hem, onder meer, in een auto te laten stappen, te blinddoeken, vast te houden in een schuur, te zeggen dat hij zijn kleren uit moest trekken en vast te binden aan een stoel, een gasbrander voor zijn gezicht te houden en harddrugs toe te dienen;

3. [slachtoffer] door geweld en/of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot de afgifte van geld en/of een portemonnee, welk(e) (bedreiging met) geweld onder meer bestond uit het – tegen zijn wil – vasthouden in een schuur, hem op een stoel vast binden en tegen hem zeggen "we gaan je kinderen pakken als je niet meewerkt" en/of "we gaan je moeder in mootjes snijden" en/of "we gaan je aan een boom in de buurt vastbinden" en/of "heeft er iemand een trekhaak, dan binden we hem erachter" en/of "we gaan je kleine meid pakken en misbruiken;"

4. [slachtoffer] heeft bedreigd met de dood en/of met zware mishandeling door onder meer tegen hem te zeggen "als je niet meewerkt dan ga ik je ergens in het bos vastzetten en er is dan niemand die je ziet" en/of "heeft er iemand een trekhaak, dan binden we hem erachter"

5diverse goederen van [slachtoffer] heeft gestolen.
3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie

- acht het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend te bewijzen, zodat daarvan vrijspraak dient te volgen;

- acht het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Gelet op het letsel dat bij aangever [slachtoffer] is geconstateerd, de sporen van drugs die in zijn bloed zijn aangetroffen, de beschrijving van de route en van de ruimte waar die [slachtoffer] volgens zijn verklaring is vastgehouden en de later met betrekking tot die ruimte gedane vaststellingen en de inhoud van de geluidsopname die is aangetroffen op de telefoon van verdachte, is de verklaring van [slachtoffer] wél betrouwbaar, en zijn de verklaringen van verdachte en medeverdachte [medevedachte] dat niet.

4.2

Het standpunt van de verdediging

Ten aanzien van feit 1 (primair en subsidiair):

De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 zowel primair als subsidiair ten laste gelegde. Uit het deskundigenrapport volgt, dat er geen dermate hoge dosering van een stof in het bloed van [slachtoffer] is aangetroffen dat dit zijn dood ten gevolge zou kunnen hebben. Bovendien bevat het dossier onvoldoende bewijs dat er aan [slachtoffer] drugs zijn toegediend. Het was enkel de bedoeling hem te doen geloven dat hij drugs kreeg, om hem bang te maken.

Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4:

De onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten kunnen wettig en overtuigend worden bewezen, met uitzondering van enkele aan verdachte verweten – door hem ontkende – handelingen die in de tenlastelegging zijn opgenomen. De verdediging verzoekt verdachte ten aanzien van feit 2 vrij te spreken van de onderdelen blinddoeken, zijn kleren uit te laten trekken, vast te binden met riem of tiewraps aan een stoel; pillen en/of vloeistof inhoudende (hard)drugs toe te dienen en ten aanzien van feit 3 vrij te spreken van het onderdeel vast te binden.

Ten aanzien van feit 5:

De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor zover dat ziet op de diefstal van een laptop en een horloge.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

Bewijsmiddelen 1

In een proces-verbaal van bevindingen is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:

‘Op 6 oktober 2018 omstreeks 00.44 uur kwamen wij (verbalisanten) aan bij de woning van aangever [slachtoffer] . Aangever vertelde dat hij in de avond van 5 oktober 2018 tussen 18.00 uur en 6 oktober 2018 om 00.30 uur gedrogeerd zou zijn en mishandeld door twee personen. Deze personen waren volgens aangever de verdachteen zijn vriendin [medevedachte] (de rechtbank begrijpt medeverdachte [medevedachte] , hierna te noemen [medevedachte] ).2 Hij was door drugs gedrogeerd en gebrand op zijn hand met een voorwerp. De verbalisant constateert een cirkelvormige wond van ongeveer één centimeter in diameter op zijn hand. Aangever kwam verward over. Personeel van de ambulance verklaarde dat [slachtoffer] sporen van geweld vertoonde en symptomen vertoonde van intoxicatie.3

In een volgend proces-verbaal van bevindingen is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:

‘Op 6 oktober 2018 omstreeks 00.44 uur kwamen wij (verbalisanten) aan bij de woning van aangever [slachtoffer] . Aangever verklaarde dat hij van zijn vrijheid beroofd is geweest. Vanaf zijn woning heeft hij een route afgelegd in een voertuig naar een schuur en is hij uiteindelijk weer bij zijn woning afgezet. Wij zagen dat aangever erg wankelde op zijn benen toen hij probeerde op te staan. Ik hoorde aangever zeggen dat hij een pil moest innemen wat vermoedelijk drugs geweest is. Ik hoorde dat de spraak van [slachtoffer] sloom en onsamenhangend was. Ik merkte dat [slachtoffer] niet op alle vragen reageerde.4

Aangever verklaarde dat hij zich heeft moeten uitkleden. Ik zag dat [slachtoffer] geen onderbroek aan had. Aangever verklaarde dat hij naakt vastgebonden was geweest op een stoel. Ik zag dat er rond beide enkels van [slachtoffer] rode randen te zien waren. De randen waren ongeveer 5 millimeter breed. Aangever verklaarde aan de binnenkant van zijn elleboog vastgebonden geweest zijn met een riem. Ik zag ter hoogte van de binnenkant van beide ellebogen rode plekken zitten. Aangever verklaarde over een brander, welke in de buurt van de buik van [slachtoffer] was gebracht. Ik zag dat er bij de buik van [slachtoffer] beharing ontbrak ter hoogte van zijn navel.’5

Aangever [slachtoffer] heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

‘Ik liep op 5 oktober 2018 mijn woning uit en toen stond daar de auto van verdachte en [medevedachte] . Ze vroegen of zij even met mij konden praten. Ik zei dat ik wel naar het Van der Valk zou komen. Verdachte zei toen “Nee, je rijdt met mij mee.” Ik moest toen rechts voorin instappen. [medevedachte] ging achter mij zitten en verdachte ging achter het stuur. We zijn toen gaan rijden.6

Verdachte vroeg in de auto mijn telefoon en de code ervan. Die code wou ik niet zeggen. Toen heeft [medevedachte] de peuk op mijn hand gedouwd en gezegd dat als ik het niet zou zeggen ze de volgende peuk er ook op zou drukken.

Als ik niet zou meewerken zou ik nog meer klappen krijgen. Ik had toen al drie knietjes tegen mijn bovenbeen gekregen. We zijn weer terug gereden naar mijn huis. [medevedachte] is mijn woning binnengegaan en kwam terug met een volle tas. Daar zat onder meer een klein printertje voor etiketten in en een broodrooster. Ze had ook mijn laptop meegenomen. We gingen weer rijden. Onderweg zei verdachte tegen [medevedachte] op de Rijksweg ‘wil jij je moeder even bellen. Heeft die GHB of drugs?’ Ze zei dat ze wel even een paar mensen liet komen. Ze zei toen dat ik wel een doek over mijn hoofd moest omdat ik niet mocht weten waar haar moeder woonde. Ik kreeg toen een kinderbroekje over mijn hoofd gedrukt tot over mijn neus. [medevedachte] ging bellen en heeft gevraagd of zij het achterdeel van het huis van haar moeder mocht gebruiken. [medevedachte] begon te schreeuwen in de auto en zei dat ze me drugs gingen geven want dan ging ik praten.7

Toen werd ik uit de auto getrokken en moest ik meelopen. Ik werd op een stoel neergezet. Verdachte zei toen dat ik mij helemaal moest uitkleden. Ik kreeg een ander zeil over mijn gezicht heen. Toen moest ik mijn armen op de stoelleuning doen en werd er ter hoogte van mijn ellenboog een riem gedaan of een tie wrap, want ik hoorde ‘ritsch’, aan beide kanten. Mijn voeten werden ook vastgemaakt. [medevedachte] zei dat ik cocaïne kreeg.

Op een gegeven moment gaf ik geen antwoord en kreeg ik de eerste klap tegen mijn achterhoofd aan. Verdachte zei dat hij het ging opnemen. Verdachte vroeg hoe ik het ging oplossen. Hij gaf een klap links boven op mijn hoofd. Hij zei ‘dit was een zachte’. Op een gegeven moment stond er iemand voor mij. Die zei dat het een laser dinges was. Het knetterde heel hard. Toen was ik ondertussen al naakt. Het geluid ging weg en op een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT