Uitspraak Nº 16/251130-18 (P). Rechtbank Midden-Nederland, 2019-09-24

ECLIECLI:NL:RBMNE:2019:4414
Docket Number16/251130-18 (P)
Date24 Septiembre 2019
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht

Zittingsplaats Utrecht

Parketnummer: 16/251130-18 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 24 september 2019

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] (China),

thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting [verblijfplaats] .

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 september 2019.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M.C.V. Fellinger en van hetgeen verdachte en mr. B.J. de Pree, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2 TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

Primair

op 9 december 2018 te Amersfoort heeft geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven door met een hakbijl of scherp puntig voorwerp op/tegen zijn hoofd te slaan;

Subsidiair

op 9 december 2018 te Amersfoort aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een schedeldakfractuur en snij-/hakwonden, heeft toegebracht door met een hakbijl of scherp puntig voorwerp op/tegen zijn hoofd te slaan;

Meer subsidiair

op 9 december 2018 te Amersfoort heeft geprobeerd om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een hakbijl of scherp puntig voorwerp op/tegen zijn hoofd te slaan.

3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend te bewijzen.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. Volgens de raadsman is er geen sprake van opzettelijk handelen van verdachte, ook niet in voorwaardelijke zin. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte nimmer de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood heeft aanvaard.

Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

4.3.1

Bewijsmiddelen 1 primaire feit: poging tot doodslag

Op de terechtzitting van 10 september 2019 heeft de verdachte het volgende verklaard:

“Ik was op 9 december 2018 in de keuken van het restaurant in Amersfoort aan het werk. Ik was boos op mijn baas, meneer [slachtoffer] , en ik heb hem toen aangevallen met een hakmes. Ik had dat mes in mijn hand. Ik heb hem met dat mes geslagen. Ik stond toen achter hem. Ik keek naar zijn achterhoofd. Ik viel hem dus van achteren aan. Ik heb twee keer geslagen. Het was geen bot mes. Ik sneed daar het vlees mee dus het was wel scherp.”

Het slachtoffer [slachtoffer] heeft in zijn aangifte verklaard2:

“Ik voelde dat ik plots van achteren werd aangevallen. Ik voelde een harde klap op mijn achterhoofd. (…) Ik draaide mij om en zag toen dat hij een hakmes van de Babi Padang in zijn handen beet hield. In het ziekenhuis ben ik gehecht aan twee snijwonden in mijn hoofd. Ze hebben vervolgens ook een scan van mijn hoofd gemaakt. Ik heb twee grote snijwonden aan de 3 linkerzijde van mijn hoofd. De bovenste snee zit linksboven mijn linkeroor en is ongeveer ruim 9 cm groot. De tweede snee die zit daar evenwijdig ongeveer onder. Die is ongeveer 6 cm groot. Op de plek waar er is ingehakt op mijn schedel is mijn schedel gebroken. Er zit een hele scheur in mijn schedel. Verder bleek dat er uit de scan dat er bloed tussen mijn schedel en hersenen zit. 4

De trauma-arts die het slachtoffer heeft onderzocht heeft aan de verbalisant het volgende medegedeeld5:

“2 snij/hakwonden van ong. 9 en 6 cm.

Schedeldakfractuur, 1 langlopende breuk in schedel.

1 schamp fractuur op schedel.

Bloed in hersenen onder de breuk. 6

4.3.2

Bewijsoverweging primaire feit: poging tot doodslag

De rechtbank is van oordeel dat gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven.

De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood van [slachtoffer] – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.

Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).

Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte met een hakbijl twee maal van achteren heeft geslagen op het hoofd van het slachtoffer. Uit de aard van het letsel (snij- en hakwonden, een schedeldakfractuur en bloed in de hersenen) leidt de rechtbank af dat de verdachte – anders dan dat hij stelt – met kracht heeft geslagen.

De rechtbank is van oordeel dat deze gedraging van verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zozeer op het ombrengen van het slachtoffer gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is de rechtbank niet gebleken. Het primair tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.

5 BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

op 9 december 2018 te Amersfoort, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, met kracht met een hakbijl op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT