Uitspraak Nº 16/5105 AW. Centrale Raad van Beroep, 2017-07-27

ECLIECLI:NL:CRVB:2017:2605
Docket Number16/5105 AW
Date27 Julio 2017
CourtCentrale Raad van Beroep (Nederland)

16/5105 AW

Datum uitspraak: 27 juli 2017

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van

21 juni 2016, 15/9500 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te Aruba (appellant)

de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (minister)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

De minister heeft geen verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juni 2017. Appellant is verschenen, vergezeld door mr. A.A.E. Rietveld. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door

mr. M. Roos.

OVERWEGINGEN
1.1.

Appellant is aangesteld bij het [Ministerie] .

1.2.

Met ingang van 1 maart 2015 tot 1 september 2018 is appellant gedetacheerd als [functie] , ressorterend onder de minister. Ten behoeve van de detachering hebben de minister, de minister van Buitenlandse Zaken en appellant (partijen) een convenant detachering (convenant) gesloten.

1.3.

In artikel 2 van het convenant is vastgelegd dat partijen zijn overeengekomen dat gedurende de periode van detachering, de regeling van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, “Het Voorzieningenstelsel Uitzendingen Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties” (VUBZK), van toepassing is.

1.4.

Op 21 februari 2015 heeft appellant een verzoek ingediend om een aanvullende tegemoetkoming ter hoogte van de extra scholingskosten voor de [school] van zijn twee dochters (ten tijde van de aanvraag vijf en zeven jaar oud).

1.5.

Bij besluit van 3 april 2015, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 13 november 2015 (bestreden besluit), is dit verzoek afgewezen.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank - samengevat - overwogen dat de minister in redelijkheid het verzoek van appellant kon afwijzen. Op grond van het VUBZK kon appellant geen aanspraak maken op de gevraagde tegemoetkoming, terwijl er voorts geen sprake was van bijzondere omstandigheden op grond waarvan toepassing van de hardheidsclausule had moeten plaatsvinden.

3. Appellant heeft op de hierna te bespreken gronden hoger beroep ingesteld.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Gelet op het door partijen gesloten convenant staat vast dat in het onderhavige geval het VUBZK van toepassing is.

4.2....

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT