Uitspraak Nº 16/5640 WAO. Centrale Raad van Beroep, 2019-06-06

ECLIECLI:NL:CRVB:2019:1831
Date06 Junio 2019
Docket Number16/5640 WAO
CourtCentrale Raad van Beroep (Nederland)
16 5640 WAO

Datum uitspraak: 6 juni 2019

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 19 juli 2016, 16/208 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. A.J. ter Wee, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2019. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Ter Wee. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.K. Affia.

OVERWEGINGEN
1.1.

Appellant is met ingang van 27 februari 2007 in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Sedert 29 januari 2011 is appellant 80% of meer arbeidsongeschikt.

1.2.

Op 3 juni 2009 heeft de Regiopolitie IJsselland een onderzoek ingesteld op het perceel [adres perceel] te [woonplaats] dat in eigendom is van appellant. Daarbij is in de schuur achter de woning een hennepkwekerij met 160 hennepplanten aangetroffen. Uit onderzoek van energieleverancier Enexis bleek dat vanaf 2004 een extreem hoog elektrisch verbruik was op voornoemd adres.

1.3.

Op 15 juni 2009 is de zoon van appellant verhoord door de politie. De politie heeft op 18 januari 2010 een Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij (politierapport) opgemaakt.

1.4.

Op 6 september 2011 heeft de Regiopolitie IJsselland in de schuur op genoemd perceel een hennepkwekerij aangetroffen met hennepplanten van tenminste 21 dagen oud. Op dezelfde dag is appellant verhoord door de politie.

1.5.

Op 23 januari 2013 is appellant verhoord door de politie naar aanleiding van waarnemingen over een periode van 17 augustus 2011 tot en met 12 oktober 2012.

1.6.

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (het hof) heeft bij arrest van 29 maart 2013 de zoon van appellant wegens het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod in de periode van 20 augustus 2007 tot en met 3 juni 2009 te Kampen, veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 (één) maand en een taakstraf van 100 uren.

1.7.

Het hof heeft appellant bij arrest van 29 maart 2013 vrijgesproken van het ten laste gelegde dat hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 3 juni 2009 in de gemeente Kampen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand/schuur/garage aan [adres perceel]) (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 160, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II. Daarbij is overwogen dat het dossier onvoldoende wettig bewijsmateriaal bevat om een zodanige betrokkenheid van verdachte bij de door zijn zoon geëxploiteerde hennepkwekerij aan te nemen dat sprake zou zijn van medeplegen.

1.8.

Bij uitspraak van het hof van 29 maart 2013 is afgewezen de vordering op appellant strekkende tot oplegging van de verplichting tot betaling van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat tot het in die vordering genoemde bedrag.

1.9.

Bij arrest van eveneens 29 maart 2013 is appellant wegens het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 11, tweede lid, en artikel 3 onder B van de Opiumwet en het opzettelijk handelen in strijd met artikel 311 sub 5 van het Wetboek van Strafrecht in de periode 1 augustus 2011 tot 7 september 2011 te Kampen veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 (één) maand en een taakstraf van 70 uren.

1.10.

Het Uwv heeft een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellant betaalde WAO-uitkering, waarbij appellant op 26 mei 2015 is gehoord. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in een onderzoeksrapport van 1 juni 2015. In dit onderzoeksrapport is geconstateerd dat appellant betrokken is geweest bij het opzetten van een of meer hennepkwekerijen en dat appellant handel drijft in merkkleding en wiet. Hij is betrokken bij de hennepkwekerij die in 2009 is ontmanteld, aangezien er over de periode juni 2007 tot de ontmanteling in juni 2009 een zeer hoog energiegebruik is vastgesteld van 16.000 kWh per jaar. Volgens het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT