Uitspraak Nº 16/659021-16 (strafzaak) (P). Rechtbank Midden-Nederland, 2017-02-15

ECLIECLI:NL:RBMNE:2017:692
Date15 Febrero 2017
Docket Number16/659021-16 (strafzaak) (P)
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht

Zittingslocatie Utrecht

Parketnummer: 16/659021-16 (strafzaak) (P)

Vonnis van de meervoudige strafkamer van 15 februari 2017

in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren op [1971] te [geboorteplaats] ,

ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres

[adres] , [woonplaats] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 2 november 2016 en 1 februari 2017. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. K.C.A.M. Oomen, advocaat te Tilburg.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. Z. Trokic en van hetgeen de raadsvrouw namens verdachte, alsmede hetgeen de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , en [benadeelde 3] namens de benadeelde partijen, naar voren hebben gebracht.

2 Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

ten aanzien van feit 1:

primair: in de periode van 23 november 2015 tot en met 6 januari 2016 te Utrecht samen met een ander, [benadeelde 4] en/of [bedrijf 1] BV en/of [bedrijf 2] BV heeft opgelicht door hen tot afgifte te bewegen van een personenauto en een bestelbus, door zich voor te doen als bonafide klant en vervolgens niet de overeengekomen betaling te voldoen;

subsidiair: in de periode van 23 november 2015 tot en met 6 januari 2016 te Utrecht een personenauto en bestelbus van [benadeelde 4] en/of [bedrijf 1] BV en/of [bedrijf 2] BV heeft verduisterd.

ten aanzien van feit 2:

in de periode van 24 oktober 2015 tot en met 8 november 2015 te Loosdrecht, samen met een ander, [benadeelde 5] en/of [hotel] heeft opgelicht door zich voor te doen als bonafide, kredietwaardige klant en vervolgens de rekeningen niet te betalen.

ten aanzien van feit 3:

in de periode van 15 oktober 2014 tot en met 3 oktober 2015, samen met een ander, [benadeelde 6] en [benadeelde 7] heeft opgelicht door hen te bewegen 7.852,00 euro en 1.400,00 euro af te geven, door zich voor te doen als bonafide ondernemer en met [benadeelde 6] en [benadeelde 7] een overeenkomt te sluiten tot het verrichten van werkzaamheden (dakdekkers- en schilderwerkzaamheden) die hij niet of niet volledig heeft uitgevoerd.

ten aanzien van feit 4:

op 7 januari 2016 te Loosdrecht twee gasbusjes traangas voorhanden heeft gehad.

ten aanzien van feit 5:

op 7 januari 2016 te Loosdrecht een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad.

ten aanzien van feit 6:

op 7 januari 2016 te Loosdrecht een imitatiepistool en/of een ploertendoder voorhanden heeft gehad.

ten aanzien van feit 7:

op 7 januari 2016 te Loosdrecht een vlindermes voorhanden heeft gehad.

ten aanzien van feit 8:

in de periode van 22 september 2014 tot en met 7 januari 2016 te Kortenhoef, [benadeelde 1] en [benadeelde 8] heeft opgelicht door hen tot afgifte te bewegen van respectievelijk 11.750 en 4.400,00 euro door zich voor te doen als bonafide ondernemer en met [benadeelde 1] en [benadeelde 8] een overeenkomst te sluiten om dakdekkers- en andere werkzaamheden te verrichten en daartoe materialen te leveren, welke werkzaamheden hij niet of niet volledig heeft verricht en welke materialen hij niet heeft geleverd.

ten aanzien van feit 9:

in de periode van 15 september 2015 tot en met 7 januari 2016 te Kortenhoef, [benadeelde 9] heeft opgelicht door hem te bewegen tot afgifte van 1.225,00 euro door zich voor te doen als bonafide ondernemer en met [benadeelde 9] een overeenkomst te sluiten om dakdekkers- en andere werkzaamheden te verrichten, welke werkzaamheden hij niet of niet volledig heeft verricht.

ten aanzien van feit 10:

in de periode van 22 september 2015 tot en met 7 januari 2016 te Kortenhoef, [benadeelde 10] heeft opgelicht door hem te bewegen tot afgifte van 4.950,00 euro door zich voor te doen als bonafide ondernemer en met [benadeelde 10] een overeenkomst te sluiten om dakdekkerswerkzaamheden te verrichten, welke werkzaamheden hij niet of niet volledig heeft verricht.

ten aanzien van feit 11:

in de periode van 1 september 2015 tot en met 7 januari 2016 te Kortenhoef, [benadeelde 2] heeft opgelicht door hem te bewegen tot afgifte van 7.575,00 euro door zich voor te doen als bonafide ondernemer en met [benadeelde 2] een overeenkomst te sluiten om dakdekkerswerkzaamheden en andere werkzaamheden te verrichten, welke werkzaamheden hij niet of niet volledig heeft verricht.

ten aanzien van feit 12:

in de periode vaan 22 september 2015 tot en met 7 januari 2016 te Kortenhoef, [benadeelde 11] heeft opgelicht door hem te bewegen tot afgifte van 350,00 euro door zich voor te doen als bonafide ondernemer en met [benadeelde 11] een overeenkomst te sluiten om dakdekkerswerkzaamheden te verrichten, welke werkzaamheden hij niet of niet volledig heeft verricht.

ten aanzien van feit 13:

primair: in de periode van 14 januari 2015 tot en met 7 januari 2016 te Hilversum en/of Loosdrecht [benadeelde 12] en/of [bedrijf 3] BV heeft opgelicht door hem te bewegen tot afgifte van 7.865,00 euro door te zeggen dat hij krap bij kas zat en problemen had met betalingen.

subsidiair: in de periode van 14 januari 2015 tot en met 7 januari 2016 te Hilversum en Loosdrecht 7.865,00 euro van [benadeelde 12] en/of [bedrijf 3] BV heeft verduisterd.

3 Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs
4.1

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie acht alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte nooit het oogmerk heeft gehad om zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen. Hij heeft zijn klanten niet bewogen tot afgifte van geld zonder de intentie te hebben de werkzaamheden te verrichten en heeft evenmin oplichtingsmiddelen aangewend. Zelfs indien verdachte had kunnen voorzien dat hij niet alle gemaakte afspraken had kunnen nakomen, dan levert dat nog niet het aannemen van een valse hoedanigheid of een listige kunstgreep in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht op. Verdachte dient te worden vrijgesproken van de feiten 1, 2, 3 en 8 tot en met 13. De verdediging refereert zich ten aanzien van de feiten 4 tot en met 7 aan het oordeel van de rechtbank.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 3 en 8 tot en met 13 (oplichting):

Strafbare oplichting

Voor een veroordeling wegens oplichting is onder meer vereist dat sprake is van het bezigen van een of meer van de in die bepaling aangeduide oplichtingsmiddelen: het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, het gebruik van listige kunstgrepen of het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels. Niet iedere vorm van bedrog en niet iedere toerekenbare tekortkoming in civielrechtelijke zin kunnen binnen het bereik van het strafrecht gebracht worden. In niet alle gevallen waarin sprake is van bedrog kan het handelen van verdachte ook worden aangemerkt als oplichting. Zo levert een enkele leugenachtige mededeling niet het aannemen van een valse hoedanigheid of een listige kunstgreep op als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht.

Als belangrijk gemeenschappelijk kenmerk van de verschillende oplichtingsmiddelen kan worden genoemd dat de verdachte door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen bij een ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wil roepen teneinde daarvan misbruik te maken. Bij de oplichtingsmiddelen die bestaan uit het aannemen van een valse naam of een valse hoedanigheid, gaat het er in de kern om dat het handelen van de verdachte ertoe kan leiden dat bij de ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen met betrekking tot de ‘persoon’ van de verdachte, hetzij wat betreft diens naam, hetzij wat betreft diens hoedanigheid, waarbij de onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen teneinde daarvan misbruik te maken. Dat iemand zich als bonafide ondernemer voordoet, is met betrekking tot het aannemen van een valse hoedanigheid slechts relevant als zo een presentatie als bonafide (potentiële) contractspartij berust op voldoende specifieke gedragingen die in de desbetreffende context erop gericht zijn bij het beoogde slachtoffer een onjuiste voorstelling van zaken in het leven te roepen teneinde daarvan misbruik te maken.

Bij de beoordeling of een valse hoedanigheid is aangenomen kan in aanmerking genomen worden of misbruik gemaakt wordt van een in het maatschappelijk verkeer geldend patroon. Van belang is dus ook het verwachtingspatroon dat wordt gevormd door algemeen aanvaarde gebruiken in de betreffende branche of sector in het maatschappelijk verkeer. Is er op een bedrieglijke wijze gebruik gemaakt van dit verwachtingspatroon, dan kan sprake zijn van het aannemen van een valse hoedanigheid.

Bewijs van de valse hoedanigheid als dakdekker

Bij het beoordelen van de vraag of verdachte een valse hoedanigheid heeft gebruikt door zich voor te doen als bonafide dakdekker, heeft de rechtbank gelet op de volgende omstandigheden. Verdachte heeft zich aangeboden voor dakdekkerswerkzaamheden. Voor het uitvoeren van deze werkzaamheden is expertise nodig. Personen die worden geconfronteerd met de mededeling van de dakdekker dat er gebreken zijn aan hun dak, dakgoot, dakkapel of balkon, missen deze expertise meestal en zullen vertrouwen op de expertise van de dakdekker. Wordt...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT