Uitspraak Nº 16/659506-16. Rechtbank Midden-Nederland, 2018-02-06

ECLIECLI:NL:RBMNE:2018:547
Date06 Febrero 2018
Docket Number16/659506-16
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Zittingsplaats Utrecht

Parketnummer: 16/659506-16 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 6 februari 2018

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [2001] te [geboorteplaats] ,

wonende te ( [postcode] ) [woonplaats] , [adres] .

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren op 16 januari 2018, waarna het onderzoek is gesloten op 23 januari 2018.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N.T.R.M. Franken en van hetgeen verdachte en mr. K.M.S. Bal, advocaat te Rotterdam, alsmede de benadeelde partijen naar voren hebben gebracht.

2 TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

1. op 19 december 2015 te [woonplaats] zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en/of afpersing;

2. op 15 februari 2016 te [woonplaats] zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld en/of een poging tot afpersing;

3. op 15 februari 2016 te [woonplaats] zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en/of afpersing;

4. op 18 februari 2016 te [woonplaats] zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het wegnemen van een mobiele telefoon;

5. op 18 maart 2016 te [woonplaats] zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het wegnemen van goederen uit een woning, waarbij de toegang tot de woning is verschaft door middel van insluiping;

6. op 13 april 2016 te [woonplaats] een nabootsing van een pistool, te weten een veerdrukpistool, voorhanden heeft gehad.

3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht de onder 1, 2, 3, 5 en 6 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen, en stelt daarbij dat in de feiten 1, 2 en 3 sprake was van (een poging tot) afpersing.

Ten aanzien van feit 4 heeft de officier van justitie betoogd dat het wettig bewijs aanwezig is, maar dat zij de overtuiging mist dat verdachte dat feit heeft begaan. Om die reden heeft zij verzocht verdachte vrij te spreken van feit 4.

Ten aanzien van feit 5 heeft de officier van justitie betoogd dat zij de insluiping niet bewezen acht.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat zij het eens is met hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd ten aanzien van de bewezenverklaring van de feiten 1, 2, 3 en 6. Zij refereert zich aan het oordeel van de rechtbank over de vraag of sprake was van diefstal met geweld of van afpersing in de feiten 1, 2 en 3.

Met betrekking tot feit 4 meent de raadsvrouw dat er geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is, en dat verdachte om die reden van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.

Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsvrouw om partiële vrijspraak verzocht met betrekking tot de ten laste gelegde insluiping.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

Bewijsmiddelen 1

feit 1

Verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:

- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 januari 20182;

- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 20 december 20153;

- het proces-verbaal van bevindingen van 8 april 20164;

- het proces-verbaal van verhoor van [A] van 12 april 20165;

feit 2

Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:

- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 januari 20186;

- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] van. 15 februari 20167;

feit 3

Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:

- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 januari 20188;

- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] van 16 februari 20169;

feit 4

Op 18 februari 2018 heeft [benadeelde partij 3] aangifte gedaan van diefstal van de iPhone 6 van haar dochter [slachtoffer 4] . Aangeefster heeft verklaard dat de telefoon vermoedelijk door één van de medeleerlingen van haar dochter is gestolen uit het klaslokaal aan de [straatnaam] te [woonplaats] . Haar dochter zat omgedraaid met medeleerlingen te praten en toen zij zich weer omdraaide was haar telefoon weg.10

[slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij met een aantal leerlingen zat te werken op school, dat zij met onder meer [verdachte] aan een tafel zat en dat [A] achter haar zat te werken. Om een vraag te beantwoorden draaide zij zich om en toen zij terugdraaide lag haar iPhone niet meer op haar tafel.11 Zij heeft haar telefoon direct gebeld en opgezocht via find my iPhone. De telefoon was echter in de klas al meteen niet meer te bereiken.12

[A] heeft verklaard dat hij op een gegeven moment samen met [voornaam van slachtoffer 4] en nog anderen in het lokaal zat onder lestijd. Op een gegeven moment gaf [verdachte] hem een telefoon. [voornaam van A] zag aan de telefoon dat deze van [voornaam van slachtoffer 4] was. [voornaam van verdachte] zei tegen [voornaam van A] “hou deze telefoon even bij je”. [voornaam van A] merkte aan [voornaam van slachtoffer 4] dat zij haar telefoon kwijt was. [voornaam van verdachte] gebaarde aan [voornaam van A] dat hij de telefoon bij zich moest houden en hij besloot niets te zeggen. Later die middag heeft [voornaam van A] de telefoon teruggegeven aan [voornaam van verdachte] . [voornaam van verdachte] heeft de telefoon verkocht en [voornaam van A] heeft daar de helft van gekregen.13

feit 5

Verdachte heeft het onder 5 ten laste gelegde feit bekend (met uitzondering van de insluiping). De raadsvrouw heeft geen integrale vrijspraak voor dit feit bepleit. Evenals de officier van justitie heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit voor het onderdeel ‘insluiping’ in de tenlastelegging. Omdat de rechtbank de insluiping niet bewezen acht, zal de rechtbank onder deze omstandigheden volstaan met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:

- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 januari 201814;

- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] , mede namens [slachtoffer 6] , van 29 april 201615;

- het proces-verbaal van verhoor van [A] d.d. 14 mei 201616;

feit 6

Verdachte heeft het onder 6 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:

- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 januari 201817;

- de kennisgeving van inbeslagneming van 13 april 201618;

- het proces-verbaal van bevindingen van 20 mei 2016 met bijlagen19.

Bewijsoverwegingen

Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan.

Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte (met zijn mededader) het slachtoffer heeft gedwongen dan wel heeft geprobeerd te dwingen tot afgifte van goederen, zodat er sprake is van (poging tot) afpersing en niet van (poging tot) diefstal met geweld.

Ten aanzien van feit 4 overweegt de rechtbank dat zij de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij de telefoon heeft weggepakt en korte tijd later weer heeft teruggelegd, niet geloofwaardig acht, gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen. Met name het feit dat het slachtoffer direct haar telefoon heeft opgebeld en dat de telefoon niet meer te bereiken was, weerlegt de verklaring van verdachte dat hij de telefoon heeft teruggelegd.

De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

5 BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

1.

hij op of omstreeks 19 december 2015 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] , althans

in het arrondissement Midden-Nederland, op de openbare weg, te weten op of in

de buurt van de [straatnaam] , tezamen en in vereniging met een of meer

anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening

heeft weggenomen een (mobiele) telefoon (Iphone 4S) en/of geld, in elk geval

enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan

een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal

werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging

met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te

bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan

zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij

het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging

met geweld hierin bestond...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT