Uitspraak Nº 16/661152-15 (P). Rechtbank Midden-Nederland, 2015-06-05

ECLIECLI:NL:RBMNE:2015:3996
Docket Number16/661152-15 (P)
Date05 Junio 2015
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht

Zittingslocatie Utrecht

Parketnummer: 16/661152-15 (P)

Vonnis van de meervoudige strafkamer van 5 juni 2015.

in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te district [geboorteplaats] (Suriname) op [1973],

ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres

[1973].

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 mei 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. S.G.H. van de Kamp, advocaat te ‘s-Hertogenbosch.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2 Tenlastelegging

De (gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

Feit 1: in de periode van 5 oktober 2014 tot en met 7 oktober 2014 te [woonplaats] de naam en goede eer van [aangever 1] heeft aangerand door e-mails te sturen naar een sociaal woonconsulent bij de woningbouwvereniging [naam];

Feit 2: in de periode van 7 oktober 2014 tot en met 14 oktober 2014 te [woonplaats] [aangever 1] opzettelijk heeft beledigd door het ophangen van teksten in de portiek van een appartementencomplex aan de [adres];

Feit 3: in de periode van 7 oktober 2014 tot en met 1 december 2014 te [woonplaats], [naam] of [naam] [naam] of de [naam] heeft opgelicht door in strijd met de waarheid goederen/producten te bestellen op naam van [aangever 1];

Feit 4: in de periode van 7 oktober 2014 tot en met 6 februari 2015 te [woonplaats] valsheid in geschrifte heeft gepleegd door brieven en bestelformulieren op naam van

[aangever 1], wonende aan de [adres] te [woonplaats], te hebben opgemaakt en ondertekend;

Feit 5: in de periode van 1 januari 2015 tot en met 27 januari 2015 te [woonplaats] opzettelijk de eer en goede naam van [aangever 1] heeft aangerand door per mail aan meerdere seksshops aan te geven dat [aangever 1] interesse had in kinderporno en kinderporno wilde aanschaffen;

Feit 6: in de periode van 14 januari 2015 tot en met 15 januari 2015 te [woonplaats] een schriftelijke bedreiging heeft verstuurd aan de [moskee 1];

Feit 7:

Primair: in de periode van 14 januari 2015 tot en met 15 januari 2015 te [woonplaats] zich schriftelijk en openbaar opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen vanwege hun geloof of ras;

Subsidiair: in de periode van 14 januari 2015 tot en met 15 januari 2015 te [woonplaats], leden en bezoekers van de [moskee 1] opzettelijk heeft beledigd;

Feit 8: in de periode van 4 februari 2015 tot en met 7 februari 2015 te [woonplaats], leden en bezoekers van de [moskee 1], de [moskee 2], de [moskee 3], de [moskee 4] en de [moskee 5] heeft bedreigd;

Feit 9:

Primair: in de periode van 4 februari 2015 tot en met 7 februari 2015 te [woonplaats] zich schriftelijk en in het openbaar zich opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen vanwege hun geloof of ras;

Subsidiair: in de periode van 4 februari 2015 tot en met 7 februari 2015 te [woonplaats], leden en bezoekers van de [moskee 1], de [moskee 2], de [moskee 3] en de [moskee 4] heeft beledigd;

3 Voorvragen
3.1

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie ten aanzien van de feiten 1 en 2 niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vervolging. Kort en zakelijk weergegeven legt de raadsvrouw hieraan ten grondslag dat ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde een voor die vervolging vereiste klacht van aangever ontbreekt.

Verder heeft de verdediging ten aanzien van de tenlastegelegde feiten onder 1 en 2 opgeworpen dat de termijn voor het indienen van een klacht als bedoeld in artikel 269 van het Wetboek van Strafrecht ten tijde van het doen van aangifte en klacht inmiddels was verstreken, zodat de officier van justitie ten aanzien van deze feiten niet-ontvankelijk is in de vervolging.

3.2

Het oordeel van de rechtbank

3.2.1.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie - klachtvereiste feit 1

De rechtbank stelt voorop dat belediging als bedoeld in artikel 261 van het Wetboek van Strafrecht niet wordt vervolgd dan op klacht van hem tegen wie het misdrijf is gepleegd (zie artikel 269 van het Wetboek van Strafrecht). Ingevolge artikel 164 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht bestaat een klacht uit een aangifte met verzoek tot vervolging.

Indien een uitdrukkelijk verzoek tot vervolging ontbreekt, kan een stuk dat als klacht bedoeld is – zoals een aangifte – toch als zodanig worden aangemerkt als de bedoeling van de klager dat een vervolging wordt ingesteld duidelijk uit het schriftelijk stuk blijkt. Indien de wens tot vervolging evenmin uit een schriftelijk stuk blijkt, kan onder omstandigheden toch het bestaan van een klacht worden aangenomen. Dan moet bijvoorbeeld uit het (opnieuw) horen van het de klager – vast komen te staan dat hij al ten tijde van de aangifte de bedoeling had dat een vervolging zou worden ingesteld. Het bestaan van een klacht kan worden aangenomen indien op grond van het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de klager de bedoeling had dat een vervolging zou worden ingesteld.

Onder feit 1 wordt aan verdachte tenlastegelegd dat hij geschriften aan een woonconsulent van Woningbouwvereniging [naam] heeft verzonden met daarin onder meer de tekst dat aangever verslaafd is aan verdovende middelen, dat hij aan de leverancier van die verdovende middelen meldt wanneer bewoners van het appartementencomplex niet thuis zijn, zodat daar kan worden ingebroken en dat gezien is dat aangever een aantal malen fietsen in een bestelbus heeft geladen, dat ook fietsen van twee medebewoners zijn gestolen en dat daar voorheen nooit een fiets is gestolen.

In zijn aangifte van 8 februari 2015 van onder meer smaad/laster en belediging verklaart aangever onder andere dat hij heeft vernomen dat hij wordt beschuldigd van het helen/stelen van fietsen en andere goederen en van het over de vloer krijgen van drugsverslaafden. Hij had begrepen dat de zoon van de bewoonster van nummer 13 (de rechtbank begrijpt: verdachte) contact had gehad met woningbouwvereniging [naam]. Ook merkt hij op dat er briefjes in het portiek van het wooncomplex (alwaar hij woonachtig is) waren opgehangen met daarop teksten als: “Er wordt ingebroken en er zijn spullen gestolen! Er wonen junks in de flat die in de gaten houden wanneer je aanwezig bent! Wij willen geen junks in de flat!” Aangever stelt zich daardoor erg beledigd te voelen en in zijn eer te zijn aangetast. Hij verklaart aangifte – tevens klacht – te willen doen. Ook verklaart hij op de hoogte te willen worden gehouden van de voortgang van het onderzoek.

Op 7 februari 2015 heeft aangever ook afzonderlijk een klacht gedaan waarin hij uitdrukkelijk verzoekt om vervolging in te stellen tegen degene die beledigende teksten over hem heeft opgehangen waarin zou staan dat hij junk zou zijn en spullen zou stelen. Aangever heeft zich als benadeelde partij in de strafprocedure gevoegd. Hij is met zijn advocaat ter terechtzitting verschenen om zijn vordering toe te lichten. In de schriftelijke toelichting op de vordering wordt onder meer overwogen dat aangever ‘door de acties van verdachte in zijn persoon is aangetast’. Ten aanzien van deze gedragingen wordt door aangever schadevergoeding gevorderd.

De rechtbank is gelet op voornoemde omstandigheden – in onderling verband en samenhang beschouwd – van oordeel dat aangever ten tijde van het doen van zijn aangifte bedoeld heeft dat verdachte (ook) zou worden vervolgd ter zake van het hem onder 1 tenlastegelegde. Het daartegen gevoerde verweer wordt verworpen.

3.2.2.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie – klachttermijn feiten 1 en 2

De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Op grond van artikel 66, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht kan een klacht worden ingediend gedurende drie maanden na de dag waarop de klachtgerechtigde kennis heeft genomen van het gepleegde feit.

Aangever verklaart in zijn aangifte van 8 februari 2015 dat hij – kort nadat hij eind september/begin oktober 2014 had gehoord van een inbraak bij zijn benedenbuurvrouw – van zijn woonbegeleider had vernomen dat hij werd beschuldigd van het helen/stelen van fietsen en dat hij drugsverslaafden over de vloer zou krijgen. Half oktober 2014 zag hij dat er briefjes in het portiek van het wooncomplex waren opgehangen met daarop teksten waardoor aangever zich beledigd voelde. In zijn aangifte verklaart aangever dat hij vervolgens contact zocht met zijn woonbegeleider en in eerste instantie aangifte wilde doen van smaad/laster. Uiteindelijk besloot hij in overleg met de woonbegeleider en wijkagent om voorlopig geen aangifte te doen, maar eerst af te wachten of de woonbegeleider en wijkagent konden bemiddelen in de situatie (zie dossierpagina 126). Dit wordt bevestigd in een proces-verbaal van bevindingen (zie dossierpagina 51). De pesterijen hielden echter niet op. Op 17 januari 2015 werd aangever als verdachte aangehouden door de politie. Aangever begreep toen dat er op zijn naam een bedreigende en beledigende brief was verzonden aan een moskee (dossierpagina 127). Aangever verklaart dat hij tot dan toe zich rustig heeft gehouden op advies van zijn woonbegeleider en wijkagent, ook al voelde hij zich er verschrikkelijk onder. Tegelijk met de aangifte ter zake van het onder zijn naam versturen van een bedreigende en beledigende brief aan de moskee deed aangever aangifte – tevens klacht – van onder meer het onder 1 en 2 tenlastegelegde.

Dat de aangifte en klacht van verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde niet binnen drie maanden zijn gedaan nadat aangever daarvan had kennisgenomen, tast naar het oordeel van de rechtbank de ontvankelijkheid van de officier van justitie in dit geval niet aan. De feiten 1 en 2 maken deel uit van een complex van stelselmatige, steeds verdergaande pesterijen. Aangever had al...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT