Uitspraak Nº 16/700102-17. Rechtbank Midden-Nederland, 2018-07-13

ECLIECLI:NL:RBMNE:2018:3274
Date13 Julio 2018
Docket Number16/700102-17
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Zittingsplaats Utrecht

Parketnummer: 16/700102-17

Vonnis van de meervoudige kamer van 13 juli 2018

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,

verblijvende in de Justitiële Jeugdinrichting (JJI) De Hunnerberg te Nijmegen.

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen achter gesloten deuren van 8 september 2017, 24 november 2017, 26 januari 2018, 3 april 2018, 18 en 19 juni 2018.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. G.P.N. Robben en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.S. Zijderveld, advocaat te Wageningen, naar voren hebben gebracht.

Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen door de ouders en de grootvader van [slachtoffer] en mr. M.A.J. Kubatsch, advocaat te Utrecht, namens de benadeelde partijen naar voren is gebracht.

INHOUDSOPGAVE

1TENLASTELEGGING4 2VOORVRAGEN4 3 WAARDERING VAN HET BEWIJS4
3.1

Het standpunt van de officier van justitie 4

3.2

Het standpunt van de verdediging 4

3.3

Het oordeel van de rechtbank 6

Volgorde van de bewijsmiddelen 6

Bevindingen plaats delict 7

Sectie op het lichaam 7

De laatste telefooncontacten van [slachtoffer] op 1 juni 2017 9

Aantreffen blikjes (fris)drank 10

Getuigen zien fiets 11

Ten aanzien van de fiets en blikjes op de locatie 11

Verdachte en [slachtoffer] in het park en wat eraan voorafging op 1 juni 2017 11

Na de afspraak tussen verdachte en [slachtoffer] in het park 13

Verdachte op de plaats delict (de sloot) 14

Verschillende onderzoeken met betrekking tot de niet humane biologische sporen 14

Interpretatie van de resultaten 17

Aangetroffen bezittingen van [slachtoffer] in de woning van verdachte 19

Geconstateerd letsel bij verdachte 19

De relatie tussen verdachte en [slachtoffer] in de periode 20 mei 2017 tot 1 juni 2017 21

Bewijsoverwegingen 26

Overweging met betrekking tot de voorbedachte rade. 29

Overwegingen alternatief scenario 29

4BEWEZENVERKLARING30 5STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN30 6STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE31 7 OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL31
7.1

De vordering van de officier van justitie 31

7.2

Het standpunt van de verdediging 31

7.3

Het oordeel van de rechtbank 31

Strafblad, rapportages en advies. 32

Toepasselijk sanctiestelsel 35

PIJ-maatregel 37

Jeugddetentie 37

8 BENADEELDE PARTIJ38
8.1

Standpunten partijen 38

8.2

Het oordeel van de rechtbank 38

9TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN40 10 BESLISSING40
1 TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

Onder 1

primair:

in de periode van 1 juni 2017 tot en met 4 juni 2017 te Bunschoten-Spakenburg opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd;

en voor het geval het primair tenlastegelegde niet bewezen kan worden,

subsidiair:

in de periode van 1 juni 2017 tot en met 4 juni 2017 te Bunschoten-Spakenburg opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd.

Onder 2

primair:

in de periode van 1 juni 2017 tot en met 4 juni 2017 te Bunschoten-Spakenburg een fiets, (fiets)sleutels, een ID-kaart en een bankpas, toehorende aan [slachtoffer] heeft gestolen;

en voor het geval het primair tenlastegelegde niet bewezen kan worden,

subsidiair:

in de periode van 1 juni 2017 tot en met 4 juni 2017 te Bunschoten-Spakenburg en/of ’ [woonplaats] een fiets, (fiets)sleutels, een ID-kaart en een bankpas, toebehorende aan [slachtoffer] heeft verduisterd.

2 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3 WAARDERING VAN HET BEWIJS
3.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het onder 1, primair en het onder 2, primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Dat betekent dat de officier van justitie de moord op [slachtoffer] en de diefstal van de in de tenlastelegging genoemde goederen bewezen vindt.

3.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1, primair en subsidiair ten laste gelegde.

De raadsvrouw licht - zakelijk weergegeven - toe dat verdachte en [slachtoffer] elkaar sinds maart 2017 online kenden en veel online contact hadden. Verdachte en [slachtoffer] vonden elkaar over en weer leuk en er ontstond een relatie. Dit contact kwam onder druk te staan toen verdachte er achter kwam dat [slachtoffer] ook dergelijk contact had met andere jongens. Verdachte was daar boos over.

Op 23 mei 2017 vond een eerste ontmoeting plaats tussen verdachte en [slachtoffer] . Op 1 juni 2017 vond een tweede ontmoeting tussen hen plaats. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij samen met [slachtoffer] in het parkje bij De Kronkels is geweest, dat zij daar wat hebben gedronken, dat [slachtoffer] weg moest rond 15:00 uur en zij dan kennelijk ook opeens tegen 15:00 uur te voet weg gaat.

Verdachte probeert, voor zover hij dat kan, informatie te geven. In zijn verklaringen is hij op de grote lijnen consistent, maar over een aantal onderwerpen geeft hij geen uitleg omdat hij zich zorgen maakte over het beeld dat daardoor zou ontstaan. Verdachte geeft aan dat hij in paniek raakte door de vermissing van [slachtoffer] en bang was dat een verdenking op hem zou vallen. Verdachte heeft om die reden ook gezwegen over de bij hem aangetroffen spullen van [slachtoffer] en het gegeven dat hij op haar fiets is weggefietst; ook hier maakte hij zich zorgen om de consequenties en was hij bang dat de politie dan zou denken dat hij er iets mee te maken had. Deze inschattingsfout toont zijn jeugdige leeftijd aan en wordt hem nu ten onrechte in zijn nadeel zwaar aangerekend. Verdachte is op een gegeven moment ook verhoormoe geworden en heeft geen enkel vertrouwen meer in de gang van zaken.

Van belang is dat er geen dadersporen zijn aangetroffen die zijn te relateren aan een delict dan wel aan verdachte. Er is geen op zichzelf staand bewijs van een door verdachte gepleegd strafbaar feit. Dat er een slakkenhuis in de jas van verdachte is aangetroffen maakt dit niet anders. Het is niet onomstotelijk komen vast te staan dat dit slakkenhuis in de jaszak van verdachte is gekomen op de locatie waar [slachtoffer] is aangetroffen, evenmin dat dit slakkenhuis afkomstig was van deze locatie of bijvoorbeeld niet al langer in de jaszak zat.

Met betrekking tot de in de kleding van verdachte aangetroffen diatomeeën, alsmede in de modder op de trappers van de fiets merkt de raadsvrouw op dat deze niet uniek zijn en in elk oppervlaktewater voorkomen. Verdachte is ook daadwerkelijk in de buurt van een sloot, park en gras geweest, zodat overdracht niet ondenkbaar is.

Daarnaast geeft de raadsvrouw aan dat ook de rol van toeval niet kan en mag worden onderschat. De kans dat een ander dan verdachte de hand heeft gehad in de dood van [slachtoffer] kan niet worden uitgesloten. Ook de mogelijkheid van een ongeluk en een zeer ongelukkige uitzonderlijke samenloop van omstandigheden kan niet worden uitgesloten.

De enkele omstandigheid dat verdachte mogelijk [slachtoffer] als laatste in leven heeft gezien kan niet uitsluitend op grond daarvan tot de conclusie leiden dat hij zich strafbaar jegens haar heeft gedragen. Alles wat geconstrueerd of bedacht kan worden, zonder iets van steun in de onderzoeksresultaten is louter speculatief. Verdachte heeft [slachtoffer] om 14:49 uur in ieder geval nog in levende lijve gezien. Maar uitleg geven lukt hem niet, of hij kan dat niet, of hij weet dat niet, of hij kan om bepaalde redenen in zijn psyche niet praten over wat er is gebeurd. Bij de beoordeling van een dergelijke zaak en het onderzoek blijft dan ook de conclusie dat het mensenwerk is en dat cognitieve instincten niet zijn uit te schakelen en er toe kunnen leiden dat er ten onrechte wordt geredeneerd richting daderschap van verdachte.

Resumerend stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat er geen hard bewijs is voor een strafbaar feit en dat het afgeleid bewijs is gebaseerd op aannames en doorredeneringen. Evenmin is er sprake van forensisch bewijs dat steun biedt voor strafbare gedragingen.

Ten aanzien van het onder 2, primair ten laste gelegde stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat er sprake is van wettig en overtuigend bewijs voor de diefstal van de fiets, de (fiets)sleutels, de ID-kaart en het bankpasje van [slachtoffer] .

3.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank gaat op grond van de hierna opgesomde wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.1

Volgorde van de bewijsmiddelen

De rechtbank zal de bewijsmiddelen bespreken in een bepaalde volgorde. Er wordt eerst ingegaan op het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] op 4 juni 2017 in een sloot in het parkje De Kronkels in Bunschoten-Spakenburg. Vervolgens wordt ingegaan op de bevindingen van het sectierapport met betrekking tot het stoffelijk overschot. Daarna volgen berichten die [slachtoffer] met haar telefoon op 1 juni 2017 heeft verstuurd en die een indicatie geven van de laatste momenten dat [slachtoffer] kennelijk nog in leven was. Dat zij feitelijk samen met de verdachte is geweest in het parkje op 1 juni 2017 wordt dan besproken aan de hand van het aantreffen van haar DNA en het DNA van de verdachte op de gevonden lege drankblikjes en het feit dat getuigen haar fiets op die dag ter plaatse...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT