Uitspraak Nº 16/705023-16 (P). Rechtbank Midden-Nederland, 2016-12-08

ECLIECLI:NL:RBMNE:2016:6560
Docket Number16/705023-16 (P)
Date08 Diciembre 2016
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht

Zittingslocatie Utrecht

Parketnummer: 16/705023-16 (P)

Vonnis van de meervoudige strafkamer van 8 december 2016.

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1963] ,

thans gedetineerd in PI Flevoland – HvB Almere Binnen.

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 24 november 2016. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. K.H.T. van Gijssel, advocaat te Amsterdam.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2 Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd.

De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

feit 1

op 7 mei 2016 te Wilnis opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven door de officier van justitie op 10 maart 2016 door zich opzettelijk te begeven op het erf van de woning van [slachtoffer 1] en contact te zoeken met één of meer familieleden van [slachtoffer 2] ;

feit 2

op 7 mei 2016 te Wilnis heeft bedreigd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ;

feit 3

op 18 augustus 2016 te Wilnis heeft bedreigd [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] ;

feit 4

op 27 maart 2015 te Mijdrecht heeft bedreigd [slachtoffer 2] ;

feit 5

op 7 april 2015 te Mijdrecht heeft bedreigd [slachtoffer 2] ;

feit 6

primair

in de periode van 17 november 2015 tot 18 november 2015 te Mijdrecht uit een bedrijfspand heeft weggenomen goederen toebehorende aan [slachtoffer 2] of [bedrijfsnaam] waarbij de verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en/of verbreking;

subsidiair

in de periode van 17 november 2015 tot 18 november 2015 te Mijdrecht een of meer bedrijfsgoederen, gereedschap en machines toebehorende aan [slachtoffer 2] of [bedrijfsnaam] heeft vernield;

feit 7

in de periode van 17 november 2015 tot en met 18 november 2015 te Mijdrecht een of meer machines, gereedschap, administratie, meubels en een camper toebehorende aan [slachtoffer 2] of [bedrijfsnaam] heeft vernield.

3 Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 Waardering van het bewijs
4.1

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie acht alle 7 feiten wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.

Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie aangevoerd dat uit h et dossier niet blijkt dat de bedreigingen aan het adres van [slachtoffer 2] deze ook daadwerkelijk hebben bereikt en dat verdachte voor dat deel dient te worden vrijgesproken.

Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie aangevoerd dat de inhoud van wat verdachte tegen zijn psycholoog heeft gezegd gekwalificeerd kan worden als bedreiging met een misdrijf waaruit gevaar zou ontstaan voor de algemene veiligheid van personen en zwaar lichamelijk letsel gericht tot [slachtoffer 2] en diens vrouw en kinderen. Gelet op de aard van de uitlatingen kon de redelijke vrees ontstaan bij [slachtoffer 2] , zijn vrouw en kinderen dat verdachte zijn bedreigingen ook daadwerkelijk zou uitvoeren. Door de bedreigingen te uiten heeft verdachte zich willens en weten blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat die bedreigingen ook bij hen terecht zouden komen. Dat maakt dat de officier van justitie van mening is dat ook dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich met betrekking tot de feiten 2, 4, 5, 6 en 7 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken omdat er geen sprake is van opzet op het handelen in strijd met de gedragsaanwijzing, ook niet in voorwaardelijke zin. Verdachte was in de veronderstelling dat de gedragsaanwijzing enkel zag op het niet in contact komen met [slachtoffer 2] en diens vrouw en kinderen.

Met betrekking tot feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte ook van dit feit dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van opzet dan wel voorwaardelijke opzet. Verdachte heeft in vertrouwen gesproken met zijn psycholoog over zijn nachtmerries en hij is nooit daadwerkelijk van plan geweest om aangever iets aan te doen. Dat hetgeen verdachte in vertrouwen heeft besproken met zijn psycholoog ook uiteindelijk bij aangever terecht zou komen, had verdachte nooit verwacht. Als er al een aanmerkelijke kans was dat hetgeen verdachte in vertrouwen aan zijn psycholoog heeft verteld uiteindelijk aangever zou bereiken, dan heeft verdachte die niet bewust aanvaard. De psycholoog had niet eerder aangegeven dat de uitlatingen van verdachte dusdanig waren dat hij zijn geheimhoudingsplicht moest verbreken. Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat de uitlatingen geen bedreiging opleveren in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Daarvoor zijn de uitlatingen te vaag, te weinig concreet en moet er te veel worden ingevuld, aldus de raadsman.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

4.3.1

Vrijspraak

Verdachte heeft op 10 maart 2016 een gedragsaanwijzing uitgereikt gekregen waarin, onder andere, wordt bevolen dat verdachte zich zal onthouden van contact (op geen enkele wijze) met de volgende perso(o)n(en): [slachtoffer 2] , geboren op [1956] te [geboorteplaats] en/of zijn familieleden.

Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij dacht dat onder familie viel [slachtoffer 2] en diens vrouw en kinderen, maar niet de broer van [slachtoffer 2] . De raadsman heeft betoogd dat er daarmee geen sprake is van opzet op het handelen in strijd met de gedragsaanwijzing, ook niet in voorwaardelijke zin.

De rechtbank overweegt dat de in de gedragsaanwijzing gebezigde term ‘familie’ onvoldoende eenduidig is en dat verdachte aldus mocht menen dat deze term slechts zag op [slachtoffer 2] en diens vrouw en kinderen. Van opzet kan dan geen sprake zijn, ook niet in voorwaardelijke zin.

De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen onder feit 1 ten laste is gelegd.

4.3.2

Feiten en omstandigheden

Aangezien de verdachte het tenlastegelegde onder feit 2, feit 4, feit 5, feit 6 en feit 7 heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit ten aanzien van deze feiten, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen onder feit 2, feit 4, feit 5, feit 6 en feit 7.

De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.1

feit 2

- De aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 13 mei 20162;

- De verklaring van getuige [getuige 1] d.d. 16 juni 20163;

- De bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 24 november 20164.

Bewijsoverweging

De rechtbank is van oordeel dat slechts de bedreiging aan het adres van [slachtoffer 1] , in het tijdsbestek waarop de tenlastelegging betrekking heeft, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte tevens zou hebben gezegd dat hij binnenkort bloemen kon gaan bestellen voor zijn broer [slachtoffer 2] en dat hij de reden daarvoor wel uit de krant zou halen. Echter, uit het proces-verbaal blijkt niet dat [slachtoffer 2] daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van deze bedreiging, hetgeen wel vereist is. De rechtbank zal verdachte voor dat deel van het tenlastegelegde onder feit 2 dan ook vrijspreken.

feit 3

[A] , klinisch psycholoog van verdachte, heeft bij de politie verklaard dat verdachte op 18 augustus 2016 omstreeks 12:00 uur op zijn afspraak was verschenen met een taart en dat verdachte hem vertelde dat het zijn laatste consult was, dat hij afscheid aan het nemen was van iedereen, dat hij iets besteld had online en dat hij nu het hele gezin van [slachtoffer 2] in één keer zou treffen.5 [A] heeft verklaard dat hij hier erg van schrok en bang was dat verdachte deze mensen echt wat aan zou doen. Hij hoorde dat verdachte tegen hem zei dat hij iets online had besteld, dat zijn twee kinderen (de rechtbank begrijpt: de twee kinderen van [slachtoffer 2] ) nooit meer aan een partner zullen komen, dat hij het hele gezin zal aantasten, dat hij dit midden in de nacht zal doen en hij het hele gezin in één klap zou pakken.6 [A] heeft verklaard dat hij in zijn 43-jarige loopbaan nooit eerder zijn zwijgplicht had verbroken, maar dat het dit keer niet anders kon omdat er mensen in levensgevaar waren.7

[slachtoffer 2] is door de politie ingelicht over de melding die werd gedaan door [A] . [slachtoffer 2] heeft daarop, mede namens zijn vrouw [slachtoffer 3] en zijn kinderen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] aangifte gedaan.8 [slachtoffer 2] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij, zijn vrouw en zijn kinderen, zich door de uitlatingen van verdachte enorm bedreigd voelen.9

Bewijsoverweging

Door de raadsman is betoogd dat het opzet dan wel het voorwaardelijk opzet ontbreekt, nu verdachte nooit had verwacht dat hetgeen hij in vertrouwen met zijn psycholoog besprak ook daadwerkelijk bij aangever terecht zou komen.

De rechtbank overweegt dat om te beoordelen of verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT