Uitspraak Nº 16/706150-16 (P). Rechtbank Midden-Nederland, 2019-01-29

ECLIECLI:NL:RBMNE:2019:277
Docket Number16/706150-16 (P)
Date29 Enero 2019
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Zittingsplaats Lelystad

Parketnummer: 16/706150-16 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 29 januari 2019

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [1987] te [geboorteplaats] (Joegoslavië),

wonende [adres] , te [woonplaats] .

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 31 oktober 2018 en 15 januari 2019.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. A. Yüksel, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2 TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

primair:

op of omstreeks 19 maart 2016 te Lelystad de aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] heeft verkracht;

subsidiair:

op of omstreeks 19 maart 2016 te Lelystad de aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] heeft aangerand.

3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. Zij heeft hiertoe het volgende gesteld. Er is geen sprake geweest van verkrachting, omdat er geen sprake was van dwang. Het slachtoffer heeft zelf de hand van verdachte op haar vagina gelegd. Voorts blijkt enkel uit haar verklaring dat bedreigingen zouden zijn geuit door verdachte. De moeder van het slachtoffer heeft echter niets gehoord van enige bedreiging, terwijl zij zich op zeer korte afstand bevond van de kamer waar de verkrachting zou hebben plaatsgevonden. De verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] bieden ook geen ondersteuning voor de bedreiging of dwang. Ook het verwijt dat verdachte het slachtoffer zou hebben geslagen en haar broek naar beneden heeft getrokken wordt niet ondersteund door enig ander bewijs dan haar eigen verklaring.

Gelet op de situatie (uithuisplaatsing, slecht contact met haar moeder), de beschonken toestand van het slachtoffer op de bewuste avond en het feit dat zij tijdens het ophalen met anderen over het gebeuren heeft kunnen praten, is er reden om te twijfelen aan de verklaring van het slachtoffer. Haar verklaring van slachtoffer zou daarom niet als bewijsmiddel mogen worden gebruikt. Dit heeft tot gevolg dat het aan wettig bewijs ontbreekt om tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde te kunnen komen, zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank wat betreft een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

Bewijsmiddelen 1

Op 19 maart 2016 heeft [aangever] naar de regionale meldkamer gebeld, omdat haar kleindochter, [slachtoffer] , net thuis was van een feestje, totaal overstuur was en misbruikt zou zijn. Als de verbalisanten bij de woning van de oma aankomen en het slachtoffer zien, zit zij met opgetrokken knieën en haar hoofd naar beneden gebogen op de bank, heeft zij een betraand gezicht en is zij aan het huilen. Het slachtoffer verklaarde dat zij naar haar moeder in de [wijk] te [woonplaats] was geweest. De huidige vriend van haar moeder was daar op dat moment ook aanwezig. Hij heeft aan haar vagina gelikt, aan haar borsten gezogen en gezoend en gezegd “als je wat zegt vermoord ik je. Ik druk een kussen op je hoofd”. Ze huilde en zei meerdere malen dat zij dit niet had gewild.2

In het studioverhoor op 17 mei 2016 heeft het slachtoffer verklaard dat [verdachte] , de vriend van haar moeder, haar had gevingerd en met zijn handen aan haar borsten had gezeten. Hij had haar bij haar mond gelikt en haar broek naar beneden gedaan. Daarna ging hij haar beffen. Ze lag plat op haar rug en haar benen werden opengemaakt. Verdachte had tegen haar gezegd: “als je het vertelt maak ik je dood en je moeder ook”.3

Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij op 19 maart 2016 haar tante had teruggebeld en toen hoorde ze “ze hebben seks gehad”. Zij is toen samen met [A] en haar vriend [B] naar de moeder van [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [C] , tevens tante van [getuige 2] ) gegaan om haar op te halen. Zij hoorde van tante [C] dat zij seks hadden gehad. Zij zag dat [slachtoffer] naar buiten kwam en dat zij heel hard huilde. [slachtoffer] zei vervolgens tegen haar dat hij haar had proberen te verkrachten. Zij heeft gehoord dat [slachtoffer] tegen haar oma zei dat hij haar broek had uitgedaan, hij haar had gebeft en aan haar tieten had gelikt. Zij vertelde dit in kleine stukjes en zij huilde.4

Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij op 19 maart 2016 met [B] en [getuige 2] naar de woning van [slachtoffer] ’s moeder is gegaan. De moeder deed open. [slachtoffer] kwam naar buiten en zij droeg geen schoenen. Zij liep huilend voorbij. Zij was verbaasd, omdat [slachtoffer] niet in gezelschap huilt. Tijdens de fietsrit was [slachtoffer] nog overstuur. Die dag vertelde ze dat ze in bed was gaan liggen en die man erbij was gaan liggen. Die man deed haar broek uit. Ze zei dat hij haar had gebeft.5

Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij op 16 maart 2019 teruggingen naar de woning. [getuige 2] en [A] waren mee. Hij zag dat [slachtoffer] in haar pyjama naar buiten rende. Er werd huilend door [slachtoffer] geschreeuwd. Hij zag dat [slachtoffer] over haar toeren was. Zij huilde en snikte.6

Op 29 augustus 2016 is gerapporteerd over een DNA-onderzoek aan vier bemonsteringen van de borsten en een bemonstering van de buitenste schaamlippen van het slachtoffer. In alle bemonsteringen is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van speeksel.

Uit de bemonstering van de borsten zijn DNA-mengprofielen van minimaal twee personen verkregen. Onder de aanname dat een deel van het celmateriaal in bemonstering #01 afkomstig is van het slachtoffer, is een DNA-profiel van een man afgeleid dat matcht met het DNA-profiel van verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met het afgeleide DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Uit het DNA-mengprofiel in de bemonsteringen #02, #03 en #04 van de borsten kan een DNA-hoofdprofiel worden afgeleid dat matcht met het DNA-profiel van verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met het afgeleide DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard.

Uit de bemonstering van de buitenste schaamlippen is een DNA-profiel verkregen dat matcht met het DNA-profiel van het slachtoffer. In deze bemonstering is ook een aanwijzing gevonden voor de aanwezigheid van een relatief geringe hoeveelheid mannelijk DNA.

Op 4 juli 2018 is gerapporteerd over een aanvullend Y-chromosomaal DNA-onderzoek. Van het mannelijk DNA in de bemonstering #05 (buitenste schaamlippen) en van het referentiemonster van verdachte [verdachte] RGF762 zijn Y-chromosomale DNA-profielen verkregen. Deze Y-chromosomale DNA-profielen matchen met elkaar. De verkregen resultaten van het Y-chromosomaal DNA-onderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker als het mannelijk DNA in de bemonstering afkomstig is van verdachte...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT