Uitspraak Nº 16-706778-20. Rechtbank Midden-Nederland, 2020-12-22

ECLIECLI:NL:RBMNE:2020:5585
Date22 Diciembre 2020
Docket Number16-706778-20
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht

Zittingsplaats Utrecht

Parketnummer: 16-706778-20

Vonnis van de meervoudige kamer van 22 december 2020

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [1975] te [geboorteplaats] ,

wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,

thans gedetineerd in de P.I. Grave.

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2020. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. J.J.M. Pinners, advocaat te Zwolle.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie, mr. A.M. Tromp, en van wat verdachte en diens raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2 TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de terechtzitting gewijzigd. De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

Feit 1

in de periode van 1 januari 2018 tot en met 18 mei 2020 in Nederland meermalen opzettelijk als politieambtenaar zijn ambtsgeheim heeft geschonden door in politiesystemen vertrouwelijke informatie over personen, opsporingsonderzoeken, BHV-mutaties en kentekens te bevragen en die verkregen informatie aan daartoe niet-gerechtigde personen te verstrekken;

Feit 2

in de periode van 1 januari 2018 tot en met 18 mei 2020 in Nederland meermalen computervredebreuk heeft gepleegd door zich toegang te verschaffen met een gebruikersnaam en wachtwoord tot servers van de Nationale Politie met een ander doel dan waarvoor hem die toegang was toegestaan, waarna verdachte die gegevens voor anderen heeft overgenomen;

Feit 3

in de periode van 1 januari 2018 tot en met 18 mei 2020 in Nederland als politieambtenaar giften heeft aangenomen, terwijl hij wist dat die giften hem werden gedaan om hem te bewegen in zijn bediening iets te doen, namelijk het bevragen van vertrouwelijke informatie over personen, opsporingsonderzoeken, BHV-mutaties en kentekens in politiesystemen en vervolgens deze informatie aan derden te verstrekken;

Feit 4

op 26 april 2020 te Rotterdam vier politie-uniformbroeken en poloshirts heeft verduisterd.

3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft bepleit dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, gelet op de bekennende verklaring van verdachte. De raadsvrouw heeft wel een partiële vrijspraak bepleit op enkele punten van de tenlastelegging. Deze punten zullen achtereenvolgens worden besproken:

Ten laste gelegde periode

Volgens de raadsvrouw kan slechts bewezen worden dat verdachte vanaf 7 juli 2018 informatie heeft bevraagd voor [A] en deze vervolgens heeft doorverkocht, gelet op de verklaring van verdachte dat het allemaal begon met het doorgeven van een kenteken van een Fiat op 7 juli 2018.

Zaaksdossier 4

Met betrekking tot zaaksdossier 4 heeft de raadsvrouw bepleit dat de bevraging van de persoonsgegevens van [B] op 30 januari 2019 mogelijk werkgerelateerd is geweest, waardoor geen sprake is van computervredebreuk of schending van het ambtsgeheim.

Zaaksdossier 6

Met betrekking tot zaaksdossier 6 heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte weliswaar de RDW en GBA gegevens heeft bekeken behorend bij het kenteken [kenteken] , maar dat hij deze gegevens niet aan [A] heeft verstrekt. Verdachte heeft enkel doorgegeven dat het geen politieauto betrof. Er is derhalve geen sprake van schending van het ambtsgeheim.

Zaaksdossier 8

Met betrekking tot zaaksdossier 8 heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte het kenteken [kenteken] tijdens zijn nachtdienst van 18 mei 2020 heeft bevraagd. Hij heeft de informatie echter nooit kunnen verstrekken aan [A] , omdat hij kort daarop werd aangehouden. Ook in dit geval is dus geen sprake van schending van het ambtsgeheim.

Zaaksdossier 10

Volgens dit zaaksdossier zou verdachte drie kentekens hebben bevraagd die geregistreerd staan als auto’s in eigendom bij de politie in Den Haag. Verdachte werkte echter als motoragent bij de politie Midden-Nederland en in zijn werkgebied lopen de snelwegen A2 (Amsterdam-Utrecht) en A12 (Den Haag-Utrecht). In deze context trok verdachte op zijn telefoon kentekens na van in zijn ogen verdachte situaties; daartoe was verdachte ook bevoegd. Het dossier bevat verder geen bewijs dat de kentekens zijn bevraagd in opdracht van [A] en kunnen dus net zo goed werk gerelateerd zijn geweest. Er dient volgens de raadsvrouw daarom vrijspraak te volgen van deze bevragingen.

Feit 4

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat op basis van louter de verklaringen van verdachte, in combinatie met het feit dat hij in Rotterdam was op de door hem genoemde datum, niet voldoende bewijs is om tot een veroordeling te komen.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

Partiële vrijspraak ten laste gelegde periode

Verdachte heeft in mei 2020 bij de politie verklaard dat het allemaal zo’n twee jaar geleden is begonnen en dat hij in het voorjaar van 2018 de PGP telefoon heeft gekregen van [C] . Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat er al een bericht van [A] op de telefoon stond toen hij deze opende. Verder neemt de rechtbank nog in aanmerking dat uit pagina 115 van het persoonsdossier blijkt dat verdacht reeds op 15 juni 2018 een kenteken heeft bevraagd van een Grijze Kia Rio, waarvan verdachte heeft verklaard dat hij denkt dat dit kenteken van [D] is. Volgens verdachte heeft hij [D] ontmoet op een parkeerplaats in Reeuwijk. De eerste ontmoeting was vlak voor de zomer in 2018. Het bepleite standpunt van de raadsvrouw dat de eerste bevraging plaatsvond op 7 juli 2018 kan de rechtbank daarom niet volgen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan omstreeks de periode van 1 mei 2018 tot en met 18 mei 2020.

Partiële vrijspraak zaaksdossier 8

Verdachte is aangehouden voordat hij de opgevraagde informatie kon verstrekken aan [A] ; deze informatie werd uitgeprint aangetroffen in zijn locker op het politiebureau. Derhalve zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken van dit gedeelte van de tenlastelegging ten aanzien van feit 1 (het schenden van zijn ambtsgeheim).

Bewezenverklaringen overige zaaksdossiers en feit 4

Zaaksdossier 4

Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat door het bevragen van de persoonsgegevens van [B] op 30 januari 2019 sprake is geweest van schending van het ambtsgeheim en computervredebreuk. Daarbij overweegt de rechtbank dat verdachte heeft verklaard dat hij denkt dat [A] de naam van [B] heeft gegeven om informatie over haar op te zoeken en dat hij de geraadpleegde informatie heeft verstrekt aan [A] via de PGP telefoon. Deze bevraging wordt bovendien in verband gebracht met de bevraging van het adres [adres] te [woonplaats] op 25 maart 2020. Uit een ander witwasonderzoek van de politie Midden-Nederland is gebleken dat de verdachte in dit onderzoek contact had met [B] en haar informatie verschafte over het adres [adres] en diens eigenaar. Tot slot geldt dat deze bevraging is gedaan vanaf een vaste werkplek, waardoor de rechtbank het niet aannemelijk acht dat verdachte deze bevraging heeft gedaan in zijn hoedanigheid als motoragent. De rechtbank acht op grond van deze omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze persoonsgegevens voor [A] heeft bevraagd en aan hem heeft verstrekt.

Zaaksdossier 6

De rechtbank overweegt dat door het enkel doorgeven dat geen sprake is van een onopvallende politieauto aan [A] al sprake is van het schenden van het ambtsgeheim. Reeds om deze reden faalt het betoog van de raadsvrouw.

Zaaksdossier 10

Anders dan de raadsvrouw acht de rechtbank dit gedeelte van de tenlastelegging wettig en overtuigend te bewijzen. Verdachte heeft immers zelf bij de politie verklaard dat hij wel eens kentekens heeft nagetrokken in opdracht van [A] omdat hij wilde weten of een bepaald kenteken hoorde bij een politievoertuig. Verdachte heeft verder ook verklaard wel eens een “hit” gehad te hebben op een kenteken dat behoorde bij een politievoertuig: dan stond er politie Den Haag op, en dit is hooguit twee keer gebeurd. Ter terechtzitting heeft verdachte bovendien bevestigd dat hij inderdaad twee keer heeft doorgegeven dat het een politievoertuig betrof.

Feit 4

De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend te bewijzen gelet op de verklaring van verdachte bij de politie dat hij de politiekleding in Rotterdam heeft overgedragen aan [A] , de daarop volgende bevindingen dat de telefoon van verdachte op 26 april 2020 in Rotterdam is geweest en de reactie van verdachte dat dat dan wel de dag moet zijn geweest dat hij de kleding heeft overgedragen. Daarbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat verdachte heeft verklaard een motor te hebben gekocht van de 5000 euro die hij aan de politiekleding heeft verdiend, en dat er een motor ter...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT