Uitspraak Nº 16/707097-16; 16/238168-18 (gev. ttz) (P). Rechtbank Midden-Nederland, 2019-06-12

ECLIECLI:NL:RBMNE:2019:2646
Date12 Junio 2019
Docket Number16/707097-16; 16/238168-18 (gev. ttz) (P)
CourtRechtbank Midden-Nederland (Neederland)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Zittingsplaats Utrecht

Parketnummer: 16/707097-16; 16/238168-18 (gev. ttz) (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 12 juni 2019

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres

[postcode] [woonplaats] , [adres] .

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 15 augustus 2017, 27 oktober 2017, 5 juni 2018, 13 juni 2018, 5 februari 2019, 26 februari 2019, 8 april 2019, 9 april 2019, 15 april 2019 en 29 mei 2019.

Op 8, 9 en 15 april 2019 heeft de inhoudelijke behandeling van de zaak plaatsgevonden, waarbij de strafzaak tegen verdachte gelijktijdig, maar niet gevoegd is behandeld met de strafzaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (16-707096-16), [medeverdachte 2] (16-707101-16), [medeverdachte 3] (16-707108-16), [medeverdachte 4] (16-707093-16) en [medeverdachte 5] (16-707120-16). Op 29 mei 2019 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officieren van justitie mrs. H .C. van Ooijen en E.M. van der Burg en van hetgeen de raadsman van verdachte, mr. Y . Bouchikhi, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2 TENLASTELEGGING

De tenlastelegging m. b .t. parketnummer 16/707097-16 is ter terechtzitting van 5 februari 2019 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

16/707097-16

feit 1: in de periode van 1 februari 2013 tot en met 21 februari 2017 te Utrecht samen met (een) ander(en) een of meer contante geldbedragen heeft witgewassen en daar een gewoonte van heeft gemaakt;

feit 2: in de periode van 1 januari 2012 tot en met 21 februari 2017 te Utrecht en/of Amsterdam en/of elders in Nederland en/of België en/of Suriname en/of Marokko heeft deelgenomen aan een criminele organisatie gericht op het, telkens in vereniging, binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne en/of de handel in cocaïne en/of het telen van en de handel in hennep en/of het witwassen van geld;

feit 3: in de periode van 1 april 2016 tot en met 21 februari 2017 in België en/of in Nederland samen met (een) ander(en) opzettelijk een grote hoeveelheid hennepplanten heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad;

feit 4: in de periode van 3 januari 2017 tot en met 4 januari 2017 te Utrecht en/of Nieuwegein, dan wel elders in Nederland en/of België samen met (een) ander(en) heeft gehandeld in cocaïne;

feit 5: op 17 mei 2017 te Houten een ruit en/of een intercom en/of een kussenmuur heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;

16/238168-18

feit 1: (primair) op 24 november 2018 te Utrecht heeft geprobeerd om [..2] [verbalisant 1] opzettelijk van het leven te beroven door met relatief hoge snelheid meermalen plotseling te remmen en/of die [verbalisant 1] af te snijden terwijl die [verbalisant 1] op korte afstand achter hem reed; dan wel (subsidiair) dat hij door aldus te handelen heeft geprobeerd [verbalisant 1] zwaar te mishandelen;

feit 2: op 24 november 2018 te Utrecht ongeveer 19,66 gram cocaïne en/of 22,02 gram heroïne in zijn bezit heeft gehad.

3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1

Het standpunt van de officieren van justitie

De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 tot en met 5, ten laste gelegd onder parketnummer 16/707097-16, wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Daartoe hebben zij – kortgezegd – voor het onder 1 ten laste gelegde witwassen onder andere verwezen naar het aangetroffen geld en diverse tapgesprekken gevoerd tussen onder meer verdachte (hierna ook aangeduid als: [verdachte] ) en medeverdachten [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4]) en [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5]).

Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde hebben de officieren van justitie onder meer verwezen naar de (vertalingen van de) diverse tapgesprekken gevoerd tussen medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) en de NNmannen “ [F 1] ” en “ [G 1] ” waarin wordt gesproken over de hennephandel in Nederland en België en de processen-verbaal van het aantreffen van een tweetal hennepplantages in België.

Ten aanzien van de onder 4 ten laste gelegde handel in cocaïne op 3 en 4 januari 2017 hebben de officieren van justitie onder meer verwezen naar de diverse tapgesprekken tussen verdachte en verschillende NNnummers, tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]) en de bevindingen van het observatieteam op 4 januari 2017 waaruit zou blijken dat [verdachte] en [medeverdachte 2] hebben samengewerkt om over een grote hoeveelheid cocaïne te beschikken en dat zij vervolgens een deel daarvan (een monster) hebben vervoerd.

Voor de bespreking van het onder 2 ten laste gelegde hebben zij, onder verwijzing naar het dossier en het juridisch kader betoogd dat van deelneming aan een criminele organisatie sprake is geweest. Ten aanzien van de ten laste gelegde periode hebben de officieren van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze (in ieder geval) te bewijzen is vanaf oktober 2016.

Ten aanzien van het feit ten laste gelegd onder 5 hebben de officieren van justitie zich op het standpunt gesteld dat dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen nu verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en zich hiervoor voldoende bewijs in het dossier bevindt.

De officieren van justitie hebben zich verder op het standpunt gesteld dat de feiten ten laste gelegd onder parketnummer 16/238168-18 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, met dien verstande dat ten aanzien van het eerste feit het subsidiaire, de poging tot zware mishandeling, bewezen kan worden. Zij hebben daartoe verwezen naar, ten aanzien van feit 1, de aangifte en verklaring van verbalisant [verbalisant 1] die steun vindt in de verklaring van verbalisant [verbalisant 2] . Ten aanzien van het bezit van de verdovende middelen, zoals ten laste gelegd onder 2, hebben de officieren van justitie gewezen op de bekennende verklaring van [verdachte] en de rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI).

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de volgende ten laste gelegde feiten:

16/707097-16

  • -

    feit 1;

  • -

    feit 2;

  • -

    feit 3, voor het onderdeel van hennepteelt in Nederland ;feit 4;

16/238168-18

- feit 1 (primair en subsidiair).

Voor het onder feit 3 (ten aanzien van het aanwezig hebben van hennep in Nederland en het telen van hennep in België) en feit 5 van parketnummer 16/707097-16 en feit 2 van parketnummer 16/238168-18 ten laste gelegde kan volgens de raadsman een bewezenverklaring volgen.

De door de verdediging gevoerde standpunten en verweren ten aanzien van voornoemde feiten worden hierna per feit besproken.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

4.3.1.

Bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen

4.3.1.1 Inleiding 1

Naar aanleiding van een anonieme brief en informatie van het Team Criminele Inlichtingen over criminele activiteiten van [medeverdachte 1] heeft de politie eenheid Midden-Nederland in september 2016 een onderzoek naar [medeverdachte 1] en zijn medeverdachten ingesteld.2 De politie heeft meerdere telefoonnummers van [medeverdachte 1] afgetapt en daarna ook de nummers van zijn broers [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) en [verdachte] en zijn ouders [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] afgetapt. Op basis van via de tap verkregen informatie is er op 4 januari 2017 en 12-14 januari 2017 door de politie een actiedag georganiseerd. Vervolgens zijn op 21 februari 2017 in Nederland 10 locaties doorzocht en hebben er in België drie doorzoekingen plaatsgevonden.

De rechtbank ziet aanleiding om bij het bespreken van de feiten een andere volgorde te hanteren dan de volgorde zoals deze is aangehouden in de tenlastelegging.

4.3.1.2 Inleidende overwegingen

Vaststelling gebruikers telefoonnummers

[verdachte]

Telefoonnummer [telefoonnummer 9] ( [telefoonnummer 9] )

De raadsman heeft zich ten aanzien van het telefoonnummer [telefoonnummer 9] op het standpunt gesteld dat de vaststelling van de identiteit van de gebruiker, zijnde [verdachte] , onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.

Het telefoonnummer [telefoonnummer 9] is met ingang van 14 december 2016 afgeluisterd.3 Verbalisant [verbalisant 3] heeft diverse gesprekken afgeluisterd en vastgesteld dat naar aanleiding van de tapgesprekken en bevindingen de gebruiker van het nummer [telefoonnummer 9] is genaamd [verdachte] .4 Dit baseert de verbalisant onder andere op de herkenning van de stem, en de vergelijking met de bevindingen ten aanzien van het nummer [telefoonnummer 10] .5 De rechtbank is van oordeel dat op grond hiervan, en op grond van de overige bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, geoordeeld kan worden dat [verdachte] daadwerkelijk de gebruiker was van het nummer [telefoonnummer 9] .

Bewijsoverweging overige telefoonnummers verdachten 6

Er is geen verweer gevoerd ten aanzien van de hieronder opgenomen telefoonnummers die door de rechtbank worden toegeschreven aan de (andere) verdachten. De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen, in...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT