Uitspraak Nº 16_1400. Rechtbank Oost-Brabant, 2018-06-29

ECLIECLI:NL:RBOBR:2018:3165
Date29 Junio 2018
Docket Number16_1400
RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Bestuursrecht

zaaknummers: SHE 16/1400 en SHE 16/1431

uitspraak van de meervoudige kamer van 29 juni 2018 in de zaken tussen [eisers] , te [woonplaats] , eisers 1, [eiser] , te [woonplaats] , eiser 2,

(gemachtigde: ir. A.K.M. van Hoof),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergeijk, verweerder,

(gemachtigde: mr. G.M. van den Boom, ing. J.J. van den Borne en H.A.J. Verhagen).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [vergunninghouder], te [vestigingsplaats] , vergunninghouder,

(gemachtigde: mr. J.A.J.M. van Houtum).

Procesverloop

Bij besluit van 15 maart 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan

vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een bijgebouw aan een stal, het uitbreiden van een zeugenstal, het bouwen van een mestput en het veranderen en in werking hebben van een agrarisch bedrijf op het perceel [adres] .

Eisers hebben tegen het bestreden besluit afzonderlijk beroep ingesteld. Het beroep van eisers 1 is geregistreerd onder zaaknummer SHE 16/140031, dat van eiser 2 onder zaaknummer SHE 16/1431.

In het besluit van 30 augustus 2016 (herstelbesluit 1) heeft verweerder het bestreden besluit gewijzigd. Eisers hebben hier wederom afzonderlijk beroep tegen ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De zaken zijn behandeld op de zitting van 10 januari 2017. Eisers en de gemachtigde van eiser 1 zijn gekomen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Vergunninghouder was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde.

Op verzoek van de rechtbank heeft de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) een advies uitgebracht. Partijen hebben hierop gereageerd.

In het besluit van 4 oktober 2017 heeft verweerder het bestreden besluit nogmaals gewijzigd (herstelbesluit 2). De behandeling van de zaken is verder gegaan op de zitting van 23 maart 2018. Eisers en de gemachtigde van eiser 1 zijn gekomen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Vergunninghouder was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verder heeft de rechtbank de deskundigen A.J. Verheijke en ing. J. Koedoot van de StAB gehoord als deskundigen.

Na de zitting heeft verweerder nog nadere stukken ingediend. Eisers en vergunninghouder hebben hierop gereageerd. Daarna heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Inleiding

1.1

In deze uitspraken worden eerst de achtergrond van de zaak en de feiten op een rij gezet. Daarna worden de beroepsgronden tegen de diverse onderdelen van het bestreden besluit behandeld.

1.2

De rechtbank merkt de herstelbesluiten 1 en 2 aan als besluiten in de zin van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De beroepen van eisers richten zich (automatisch) ook tegen deze besluiten. De wijzigingen die zijn aangebracht door middel van de herstelbesluiten 1 en 2 worden direct meegenomen in de uitspraak.

1.3

De regelgeving waarnaar wordt verwezen in de uitspraak staat voor zover nodig in een bijlage achter de uitspraak.

1.4

Op de zitting van 10 januari 2017 heeft eiser 1 de beroepsgronden over emissie van ultrafijnstof ingetrokken.

Feiten

2.1

Vergunninghouder exploiteert op het perceel [adres] (de projectlocatie) een agrarisch bedrijf, waar varkens, zoogkoeien en jongvee worden gehouden. Het bedrijf is een inrichting type C op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Eiser [eiser] woont in een langgevelboerderij op het adres [adres] , schuin tegenover de projectlocatie. De overige eisers wonen eveneens in de directe nabijheid van de projectlocatie. Op 11 januari 2000 is een omgevingsvergunning verleend voor het veranderen en in werking hebben van de gehele inrichting. Op 1 februari 2008 is een omgevingsvergunning verleend voor het veranderen en in werking hebben van de inrichting. Op 4 maart 2011 en 2 juli 2012 zijn omgevingsvergunningen verleend voor het (milieuneutraal) veranderen van de inrichting. Op de projectlocatie is het bestemmingsplan "Buitengebied Bergeijk 2011" inclusief de wijzigingen in het bestemmingsplan "Herziening Buitengebied Bergeijk 2014", van toepassing. Het perceel heeft hierin de bestemming "Agrarisch".

2.2

Het ontwerpbesluit heeft zes weken ter inzage gelegen. Eisers hebben in deze periode zienswijzen ingediend. De omgevingsvergunning in het bestreden besluit is verleend voor de activiteiten 'bouwen' en 'milieu' als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, respectievelijk e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De vergunning voor bouwen is nodig voor de bouw van een procesruimte aan (zeugen- en opfok-) stal 8A, het uitbreiden van een zeugenstal tussen stal 7 en stal 8 en het bouwen van een mestput in (zeugen-) stal 4. De vergunning voor milieu is nodig voor een uitbreiding van de inrichting met 281 plaatsen voor opfokzeugen, 160 plaatsen voor guste/dragende zeugen en 1.364 plaatsen voor gespeende biggen. Het betreft een revisievergunning als bedoeld in artikel 2.6 van de Wabo.

Beroepsgronden tegen bouwen

3.1

Volgens eisers is de aanvraag verleend in strijd met artikel 2.7 van de Wabo. De vergunning voor het wijzigen van de inrichting ziet ook op de plaatsing van twee voedersilo’s vóór stal 10, maar daarin is geen toestemming voor bouwen verleend. Volgens eisers was dat wel nodig, omdat volgens hen de silo’s niet staan op het achtererf als bedoeld in artikel 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Eisers benadrukken dat de projectlocatie een hoekperceel is, met openbaar toegankelijk gebied aan de oostzijde (de straat [straatnaam] ).

3.2

Volgens verweerder zijn de silo’s vergunningvrij op grond van artikel 3, zesde lid, van bijlage II van het Bor. Verweerder beschouwt het bouwvlak als erf en de woning [adres] als hoofdgebouw. Naast het bouwvlak ligt een weiland in openbaar toegankelijk gebied. Het achtererfgebied is volgens verweerder het gebied achter de woning en links en rechts daarvan, 1 meter terug ten opzichte van de voorgevel, ter breedte van het bouwvlak. De silo’s zijn gesitueerd in het achtererfgebied en omgevingsvergunningsvrij, omdat ze voldoen aan de in artikel 3.2.7, lid b, van de planregels opgenomen hoogte van maximaal 15 meter.

3.3

Naar het oordeel van de rechtbank kan het weiland tussen het bouwvlak en de straat [straatnaam] niet tot het erf worden gerekend, omdat op deze gronden niet mag worden gebouwd ten dienste van het hoofdgebouw. Deze gronden horen niet bij het erf en daarom ook niet bij het achtererf. Er is daarom geen sprake van een hoekperceel. Binnen het bouwvlak mag wel worden gebouwd. Verweerder heeft het bouwvlak terecht als het erf aangemerkt en de woning als hoofdgebouw. De silo’s bij stal 10 liggen daarom in het achtererf. Plaatsing van de silo’s is niet in strijd met het bestemmingsplan. De silo’s zijn daarom vergunningsvrij op grond van artikel 3, zesde lid, van bijlage II van het Bor. Deze beroepsgrond faalt.

Beroepsgronden tegen geuroverlast

4.1

Eisers vinden dat de V-stacksberekening van de geurhinder van het bedrijf niet klopt, omdat een aantal parameters zoals de gemiddelde gebouwhoogte bij de stallencomplexen 4/5/6 en 7/7a/8 en 8a, onjuist zijn ingevoerd en geen berekening is gemaakt voor de qua windrichting meest ongunstige woningen in de bebouwde kom ten noordwesten van het bedrijf. Ook de waarneempunten [adres] en [adres] zijn niet goed ingevoerd. Hier is uitgegaan van punten midden op de gevel in plaats van op de zwaarst belaste hoekpunten.

4.2

Verweerder is van mening dat de V-stacksberekening in het bestreden besluit wel klopt. Na het bestreden besluit is een aanvullende berekening gemaakt op 22 juni 2016 en daaruit blijkt dat ruimschoots wordt voldaan aan de geurnorm van 14 Ou/m3. Verweerder heeft deze berekening toegevoegd aan het herstelbesluit 1.

4.3

De rechtbank stelt vast dat de V-stacksberekening die ten grondslag is gelegd aan het bestreden besluit (de oude geurberekening) op diverse punten afwijkt van de V-stacksberekening die ten grondslag is gelegd aan herstelbesluit 1 (de nieuwere geurberekening). In de nieuwere berekening is de geurbelasting berekend voor enkele andere geurgevoelige objecten. In de nieuwere berekening is volstaan met de coördinaten voor de combinatie van stallen 7, 7a, 8 en 8a (waar in de oude geurberekening bij het bestreden besluit ook de coördinaten van de combinaties 7 en 7a en van 8 en 8a als brongegevens zijn opgenomen. In de nieuwere berekening is een lagere gemiddelde bouwhoogte ingevoerd voor de combinatie van stallen 4, 5 en 6 en de combinatie van stallen 7, 7a, 8 en 8a. Tot slot is in de nieuwere berekening de geurbelasting berekend op aanvullende coördinatiepunten op de woningen [adres] en [adres] . In de nieuwere berekening wordt op alle coördinatiepunten voldaan aan de gemeentelijke geurverordening die gold ten tijde van het bestreden besluit (de Verordening geurhinder en veehouderij Bergeijk 2017). Eisers hebben niet meer inhoudelijk gereageerd op de nieuwere berekening.

4.4

Verweerder heeft niet bestreden dat de oude berekening is uitgevoerd op het midden van de gevels van de woningen [adres] en [adres] . Dit is niet noodzakelijkerwijs fout. Beide woningen zijn oude langgevelboerderijen, waarvan de lange gevel is gericht naar de inrichting. Afhankelijk van het emissiepunt van de specifieke stal, is soms het midden, soms de westkant (en incidenteel de oostkant) van de lange gevel de meest dichtstbij zijnde buitenzijde van het geurgevoelige object, gerekend vanaf de emissiepunten. Eisers hebben overigens niet gesteld dat de hele boerderij als verblijfsruimte moet worden beschouwd. In wat eisers hebben aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de geurbelasting in de oude...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT