Uitspraak Nº 16_3877. Rechtbank Oost-Brabant, 2017-08-29

ECLIECLI:NL:RBOBR:2017:4560
Docket Number16_3877
Date29 Agosto 2017
RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats '’s-Hertogenbosch

Bestuursrecht

zaaknummers: SHE 16/3877, SHE 16/3882, SHE 16/3887, SHE 16/3894, SHE 16/3895 en SHE 16/3903

uitspraak van de meervoudige kamer van 29 augustus 2017 in de zaak tussen

1 het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss, eiser 1
(gemachtigden: mr. dr. V.M.Y. van ’t Lam en J. Wingens), zaaknummer SHE 16/3877,

2. [namen] te [woonplaats] en
[namen] te [woonplaats] , eisers 2
(gemachtigde: mr. E.T. Stevens), zaaknummer SHE 16/3882,

3 [namen] , te [woonplaats] , eiser 3, zaaknummer SHE 16/3887,

4. [namen], te [woonplaats] , en [namen], te [woonplaats] , eisers 4,

(gemachtigden: drs. E.M. Korevaar), zaaknummer SHE 16/3894,

5 [namen]
, te [woonplaats] ,

[namen] , te [woonplaats] , eisers 5,
(gemachtigde mr. M.M.H. van Kuijk), zaaknummer SHE 16/3895,

6 [namen] , te [woonplaats] , eisers 6, zaaknummer
SHE 16/3903.

en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant, verweerder

(gemachtigden: P. Wintjes, M. Pijnenburg, N. van den Wijngaard, M. Jacobs, S. Brouwer, G.W.M. van de Burgt-van Berlo, E.F.M. Vos, mr. R. Aerts en mr. L.van der Meulen).

Als derde-belanghebbenden hebben aan het geding deelgenomen: O.O.C. Beheer B.V., (verder: vergunninghoudster) te Oss (gemachtigde: E. Nooijen), en Mineralen Afzet Coöperatie Elsendorp U.A. (verder: de derde-partij) te Elsendorp, gemachtigde dr. J.J.J. de Rooij.

Procesverloop

Bij besluit van 15 november 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder een beschikking eerste fase voor de activiteit milieu (revisievergunning) op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verleend aan de derde-partij (OOC) voor een opslag-, overslag- en transportbedrijf ten behoeve van bulk- en stukgoederen met een biomassacentrale en een installatie voor het be- en verwerken van mest, aan de Merwedestraat 5 te Oss. Verweerder heeft bij dit besluit tevens maatwerkvoorschriften gesteld.

Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De beroepen zijn geregistreerd onder de hierboven genoemde zaaknummers.

Er heeft een inlichtingencomparitie plaatsgevonden op 9 maart 2017. Hiervan is een proces-verbaal opgemaakt.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Op 29 mei 2017 heeft de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) verslag ex artikel 8:47 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitgebracht. Een aantal partijen heeft hierop gereageerd.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2017. Verschenen zijn eisers, bijgestaan door hun gemachtigden, verweerders gemachtigden, en de gemachtigden van vergunninghoudster en de derde-partij. Voor eiser 1 is R. Jansen als deskundige verschenen. De rechtbank heeft ing. J.H. Grit en ing. E.P. Feringa van de StAB gehoord als deskundigen.

Overwegingen

Feiten

1.1

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Vergunninghoudster exploiteert een op- en overslagbedrijf op het gezoneerde industrieterrein Elzenburg-De Geer te Oss. Het bedrijfsterrein heeft een ingang aan de Waalkade 75 en een ingang aan de Merwedestraat 5. Op 3 juni 2010 is aan vergunninghoudster een revisievergunning verleend voor op- en overslag en bewerking van afvalstoffen en de oprichting en het in werking hebben van een biomassa energiecentrale, BMEC (voor een termijn van 10 jaar).

1.2

Nadien zijn de vergunde activiteiten aan de Waalkade 75 ondergebracht bij afvalverwerkingsbedrijf SITA Recycling Services B.V. (SITA). De resterende activiteiten en voorzieningen aan de Merwedestraat vinden plaats op een perceel dat in het vervolg als locatie T2 wordt aangeduid. Aan de Waalkade 17c, 800 m ten zuiden van locatie T2, beschikt vergunninghoudster over een container-onderhoud en –overslagbedrijf (locatie T1). Vergunninghoudster beschikt inmiddels ook over een braakliggend stuk terrein tussen de locaties T1 en T2 (locatie T3). De locatie T2 wordt ten noorden en westen begrensd door het Burgemeester Deelenkanaal. Vanuit het zuiden is er aansluiting op een spoorlijn en wordt de inrichting over de weg ontsloten via de Merwedestraat en de Waalkade.

1.3

Op 24 maart 2016 heeft OOC Beheer B.V. een aanvraag om een beschikking eerste fase milieu op grond van de Wabo ingediend voor de locatie T2. De aanvraag ziet onder meer op het oprichten en in werking hebben van een mestverwerkingsinstallatie en een BMEC. De mestverwerkingsinstallatie zal worden gerealiseerd in een gebouw dat wordt opgericht ten oosten van de spoorlijn. Voor het exploiteren van de mestverwerkingsinstallatie is vergunninghoudster een samenwerking aangegaan met de derde-partij. De mest wordt aangeleverd door agrariërs die een contract hebben met de derde-partij. De aanvraag (voor de omgevingsvergunning eerste fase) heeft concreet betrekking op de volgende activiteiten op de locatie T2:

- het op- en overslaan van (droge) bulk- en stukgoederen in de openlucht en in de loodsen;

- het op- en overslaan van diverse recycling- en afvalstoffen;

- in een nieuw te bouwen (reeds vergunde) biomassa en energiecentrale (BMEC) worden organische reststromen en reststromen uit bouw- en sloopafval omgezet in thermische energie (stoom);

- het op- en overslaan van biomassa (in een loods);

- overslag vanuit schepen (kadefaciliteiten);

- spooroverslag;

- het overslaan van zware stookolie (ADR) van trein naar schip en van vrachtwagen naar trein;

- in een nieuw op te richten gebouw mag ca. 500.000 ton ruwe drijfmest per jaar worden verwerkt tot gecomposteerde vaste mest.

Het betreft een inrichting met een IPPC-installatie.

1.4

Het bestreden besluit is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerpbesluit heeft met ingang van 2 juni 2016 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Eisers hebben hiertegen tijdig zienswijzen ingediend bij verweerder.

1.5

Voor het project is vóór het indienen van deze aanvraag een aanvraag om een vergunning op basis van de Wet natuurbescherming 1998 ingediend bij verweerder en het college van gedeputeerde staten van de provincie Gelderland, vanwege de aanwezigheid van een nabijgelegen natuurmonument. De hierop verleende vergunning is inmiddels ingetrokken omdat het natuurmonument met de inwerkingtreding van de Wet natuurbescherming op 1 januari 2017 haar beschermde status heeft verloren. Het dagelijks bestuur van het Waterschap Aa en Maas heeft ten behoeve van het project een vergunning op grond van de Waterwet voor het lozen van afvalwater op oppervlaktewater verleend. Hiertegen zijn geen beroepen ingediend.

1.6

Vergunninghoudster heeft op 9 september 2016 een aanvraag ingediend voor een beschikking tweede fase op grond van de Wabo voor het oprichten van het gebouw waarin de mestverwerkingsinstallatie wordt gerealiseerd. Deze aanvraag is op 28 december 2016 aangevuld met onder andere met een mer-beoordelingsnotitie. Ten tijde van de zitting was op de aanvraag om een beschikking tweede fase nog niet beslist. Wel heeft verweerder in een besluit van 4 juli 2017 beslist op de mer-beoordelingsnotitie.

2.1

Het bestreden besluit is een beschikking eerste fase, waarin het besluitonderdeel ‘veranderen van (de werking van) de inrichting’ is vergund. Het is een revisievergunning als bedoeld in artikel 2.6 van de Wabo.

2.2

In het bestreden besluit is tevens vergunning verleend voor de BMEC. Deze was ook al vergund in 2010 maar nog niet gerealiseerd. Uit de stukken en ter zitting is gebleken dat vergunninghoudster de BMEC wil gaan bouwen als biomassavergassingsinstallatie. Ook deze installatie is eerder vergund in 2014 in een milieuneutrale wijziging.

Vergunninghoudster heeft aangegeven dat de aanvraag voor het bestreden besluit abusievelijk niet zag op de biomassavergassingsinstallatie zodat, in plaats daarvan, opnieuw de BMEC is vergund. Zij is van plan de biomassavergassingsinstallatie alsnog aan te vragen bij de beschikking tweede fase. Het bestreden besluit is echter niet ingetrokken voor zover het ziet op de BMEC noch gewijzigd. De BMEC zoals deze is vergund, zal daarom bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit worden betrokken en de biomassavergassingsinstallatie zal bij deze beoordeling buiten beschouwing worden gelaten.

Ontvankelijkheid

3.1

Verweerder heeft opgemerkt dat een aantal van eisers 2, 4 en 5 op meer dan 1.400 meter afstand woont van de inrichting en dat het niet aannemelijk is dat zij gevolgen van enige betekenis vanwege de inrichting kunnen ondervinden.

3.2

De rechtbank stelt vast, dat een aantal van eisers 2, 4 en 5 inderdaad op geruime afstand, namelijk meer dan 1.200 meter van locatie T2 woont. Om belanghebbende te zijn bij een omgevingsvergunning voor het in werking hebben van een inrichting moet aannemelijk zijn dat ter plaatse van de woning of het perceel van eiser naar objectieve maatstaven gemeten gevolgen van enige betekenis kunnen worden ondervonden (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, verder: Afdeling, van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:737). Mede gelet op de aard van de inrichting (in het bijzonder de oprichting van de mestverwerkingsinstallatie van deze omvang) en de mogelijk optredende geurhinder van de mestverwerkingsinstallatie is de rechtbank van oordeel dat alle eisers gevolgen van enige betekenis kunnen ondervinden vanwege de inrichting en dus als belanghebbende kunnen worden aangemerkt.

3.3

De Stichting Geen mestverwerking in Oss (de Stichting) is een rechtspersoon. Hierbij is ten aanzien van de ontvankelijkheid van belang of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt. Volgens de statuten van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT