Uitspraak Nº 17/00466. Hoge Raad, 2019-01-29

ECLIECLI:NL:HR:2019:135
Docket Number17/00466
Date29 Enero 2019

29 januari 2019

Strafkamer

nr. S 17/00466 B

YTA

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Amsterdam van 25 januari 2017, nummer RK 16/5980, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:

[klaagster] , geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum] 1970.

1 Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft N. van Schaik, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2 Beoordeling van het middel
2.1.

Het middel klaagt dat de Rechtbank de klaagster ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar klaagschrift wegens overschrijding van de termijn van art. 552a, derde lid, Sv.

2.2.

Bij de beoordeling van het middel zijn de volgende bepalingen van het Wetboek van Strafvordering van belang:

- art. 116, tweede en derde lid:

"2. Indien degene bij wie het voorwerp in beslag is genomen ten overstaan van de rechter-commissaris, de officier van justitie of een opsporingsambtenaar schriftelijk verklaart afstand te doen van het voorwerp, kan de hulpofficier van justitie of het openbaar ministerie:

a. het voorwerp doen teruggeven aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt;

b. gelasten dat het voorwerp ten behoeve van de rechthebbende in bewaring zal blijven, indien teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, nog niet mogelijk is;

c. in geval degene bij wie het voorwerp is in beslag genomen verklaart dat het hem toebehoort, gelasten dat daarmee wordt gehandeld als ware het verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer.

3. Wordt een verklaring als bedoeld in het tweede lid niet afgelegd, dan kan het openbaar ministerie de beslissing onder a of b alsnog nemen, indien degene bij wie het voorwerp in beslag is genomen, zich niet binnen veertien dagen nadat het openbaar ministerie hem schriftelijk kennis heeft gegeven van het voornemen tot zodanige beslissing, daarover heeft beklaagd of het door hem ingestelde beklag ongegrond is verklaard. Op het beklag is titel IX van het Vierde Boek (https://wetten.overheid.nl/BWBR0001903/2019-01-01) van overeenkomstige toepassing."

- art. 552a, derde lid, dat is geplaatst in titel IX van het Vierde Boek (https://wetten.overheid.nl/BWBR0001903/2019-01-01):

"Het klaagschrift of het verzoek wordt zo spoedig mogelijk na de inbeslagneming van de voorwerpen of de kennisneming of ontoegankelijkmaking van de gegevens ingediend ter griffie van het gerecht in feitelijke aanleg, waarvoor de zaak wordt vervolgd of het laatst werd vervolgd. Het klaagschrift of het verzoek is niet ontvankelijk indien...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT