Uitspraak Nº 17/00560. Gerechtshof Den Haag, 2018-05-08

ECLIECLI:NL:GHDHA:2018:1184
Docket Number17/00560
Date08 Mayo 2018
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-17/00560

Uitspraak van 8 mei 2018

in het geding tussen:

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: F. Akachar),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, de Inspecteur,

(vertegenwoordigd door mw. B.M.W. van den Nieuwenhuizen)

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (hierna: de Rechtbank) van 26 april 2017, nummer SGR 16/8294, betreffende navermelde aanslagen en de daarmee samenhangende beschikkingen belastingrente.

Aanslagen, beschikkingen, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1.1. De Inspecteur heeft belanghebbende een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 2014 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 47.743. Gelijktijdig met het opleggen van de aanslag is belastingrente in rekening gebracht.

1.1.2. De Inspecteur heeft belanghebbende een aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet voor het jaar 2014 opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 47.743. Gelijktijdig met het opleggen van de aanslag is belastingrente in rekening gebracht.

1.2. Belanghebbende heeft tegen de aanslagen en de beschikkingen bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft het bezwaar afgewezen, doch heeft het verzamelinkomen verlaagd.

1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 1.236 en de Inspecteur opgedragen het griffierecht van € 46 aan belanghebbende te vergoeden.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen. Er is een griffierecht van € 124 geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.2. De mondelinge behandeling van de zaak in hoger beroep heeft plaatsgehad ter zitting van 27 maart 2018, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

2.3. De Inspecteur heeft ingevolge een door het Hof ter zitting tot hem gericht verzoek als aanvulling op het aldaar verhandelde bij e-mails van 28 maart 2018 en 4 april 2018, nog enkele gegevens van feitelijke aard ingezonden. Gelijk ter zitting is besproken heeft het Hof afschrift hiervan, gelijktijdig met de verzending van de uitspraak, aan belanghebbende gezonden..

Vaststaande feiten

3.1. De Rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:

“1. [Belanghebbende] houdt zich als zelfstandige zonder personeel (ZZP-er) bezig met het draaien en toppen in de paprikateelt.

2. [ Belanghebbende] staat sinds 22 juni 2011 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder de naam “loonbedrijf [Y] ”.

3. [ De Inspecteur] heeft aan [belanghebbende] ten behoeve van zijn werkzaamheden voor het jaar 2014 een Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) winst uit onderneming gegeven.

4. In zijn aangifte IB/PVV 2014 heeft [belanghebbende] zijn inkomsten uit de werkzaamheden aangegeven als winst uit onderneming.

5. [ De Inspecteur] heeft bij [belanghebbende] in 2013 en 2015 boekenonderzoeken uitgevoerd. Naar aanleiding van de bevindingen van deze boekenonderzoeken heeft [de Inspecteur] zich op het standpunt gesteld dat de inkomsten van [belanghebbende] als resultaat uit overige werkzaamheden dienen te worden aangemerkt.

6. [ De Inspecteur] heeft met dagtekening 19 februari 2016 de aanslag IB/PVV opgelegd. Daarbij heeft [de Inspecteur] de inkomsten van [belanghebbende] aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden en daarom geen rekening gehouden met de door [belanghebbende] in de aangifte geclaimde kosten-, zelfstandigen- en startersaftrek en de mkb-winstvrijstelling.

7. Naar aanleiding van het ingediende bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2014 heeft [de Inspecteur] de aftrek van de kosten ten bedrage van € 21.973 alsnog in aftrek toegestaan.”

3.2. In het hoger beroep zijn voormelde feiten niet bestreden, zodat ook in hoger beroep daarvan wordt uitgegaan.

3.3. Namens de Inspecteur heeft op 14 januari 2015 een boekenonderzoek plaatsgevonden. Doel van het onderzoek was de aanvaardbaarheid van belanghebbendes aangiften voor de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen over de jaren 2011 tot en met 2014. Van het onderzoek is een rapport opgemaakt, gedagtekend 2 juni 2015 (het onderzoeksrapport).

Daarin staat, voor zover van belang, onder meer het volgende vermeld:

“2 Algemeen

(…)

2.1 Rechtsvorm en inschrijving Kamer van Koophandel

De bedrijfsactiviteiten van [belanghebbende] worden gedreven-in de vorm van een eenmanszaak en staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel met dossiernummer (…). De vestigingsdatum is 22 juni 2011.

2.2 Bedrijfsactiviteiten

De bedrijfsactiviteiten van [belanghebbende] bestaan uit het verrichten van specifieke agrarische-/tuinbouwwerkzaamheden (draaien en toppen in de paprikateelt) uitsluitend in het binnenland. Dit al dan niet (eventueel) met tussenkomst van een uitzendbureau. Er zijn in Nederland circa 800 personen die dit soort werk doen als ZZP-er. Het is seizoenswerk (februari-augustus) en erg afhankelijk van de weersomstandigheden (aantal uren zon).

2.2.1 Tarief

[Belanghebbende] is in de periode 2012 tot en met 2014 tarieven overeengekomen met de opdrachtgevers, variërend van € 13,50 tot en met € 18 per uur, waarbij de verschuldigde BTW al dan niet wordt verlegd haar de opdrachtgever.

De werkzaamheden worden verricht per meter en per uur in rekening gebracht. Naar zeggen van de adviseurs [van belanghebbende] gaat dit als volgt. [Belanghebbende] neemt een opdracht aan, met daarbij de afspraak om de bij te verrichten werkzaamheden (bij opdracht vermelde aantal m2 / paden / planten) tegen een bepaalde aanneemsom te doen. Alvorens de opdracht aan te nemen berekent hij voor zich zelf uit of minstens "break even" draait. Niet alleen het aantal m2, of het aantal paden bepalen de totale aanneemsom maar ook de grootte / lengte van de planten.

Het risico van [belanghebbende] zit hem in het aannemen van een opdracht tegen een totaalbedrag qua aanneemsom. Weersomstandigheden (aantal uren zon) zijn hierbij erg bepalend met betrekking tot het groeien van de planten. Bij meer / minder uren zon dan verwacht bij aanname van de opdracht, groeien de planten sneller / langzamer. Wat tot gevolg kan hebben dat [belanghebbende] meer uren moet maken dan begroot in de aanneemsom.

Bij de inlener is bekend hoeveel planten er in een pad staan. [Belanghebbende] weet bij aanname van een opdracht hoeveel paden er te doen zijn. Dan ga je rekenen.

2.3 Personeel

Ten tijde van het onderzoek waren er geen werknemers in dienst.

(…)

3 Inkomstenbelasting

(…)

3.1.2.

Bronkwalificatie

Hiervoor is gesteld dat er sprake is van een bron van inkomen. De volgende vraag is van welke bron van inkomen is er sprake: "winst uit onderneming" (WUO), "loon" of "resultaat uit overige werkzaamheden" (ROW).

Op basis van de volgende feiten en omstandigheden ben ik van mening dat er geen sprake is van "winst uit onderneming", is er niet getoetst of de ontvangsten als "loon" dienen te worden aangemerkt en dienen de opbrengsten uit de bedrijfsactiviteiten, voor de inkomstenbelasting 2012 tot en met 2014, uit praktische overwegingen fiscaal te worden aangemerkt als "resultaat uit overige werkzaamheden".

(…)

2e Personeel.

Geen personeel (2012 tot en met 2014).

In 2014, periode week 14 tot en met week 40, heeft [belanghebbende] bij zijn te verrichten werkzaamheden de heer (…) h/o.'Agrarisch Loonbedrijf […]' in onder aanneming gehad. Hierbij is de verschuldigde BTW verlegd naar [belanghebbende].

(…)

4e Zelfstandigheid. .

In 2012 ( [A] is er door [belanghebbende] een schriftelijke overeenkomst van opdracht aangegaan voor onbepaalde tijd. Verder zijn er geen schriftelijke overeenkomsten van opdracht en/of aanneming van werk afgesloten. Alle overige afspraken tussen [belanghebbende] en de opdrachtgever(s) c.q. uitzendbureau('s) zijn mondeling overeengekomen.

De opdrachtgever(s) c.q. uitzendbureau(‘s) kan/kunnen opdrachten en/of aanwijzingen geven en [belanghebbende] is gehouden deze op te volgen. Op een werklocatie bepaalt de tuinder (hierna vermeld als de inlener) het werk dat gedaan moet worden.

[Belanghebbende] is verplicht om de werkzaamheden op de werklocatie van de inlener te verrichten. Dit mag op eigen tempo. De te verrichten werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd in de kassen van de inlener.

Dezelfde werkzaamheden die door [belanghebbende] bij de inleners worden verricht, worden niet ook uitgevoerd door eigen werknemers van die inleners.

De werkzaamheden worden verricht per meter en met behulp van hetgeen is vermeld in punt 2.2.1 "Tarief" van dit rapport worden er uren in rekening gebracht. Wat de daadwerkelijke omrekeningsfactor is is nergens te achterhalen in zijn administratie.

De opdrachtgever(s) c.q. uitzendbureau('s) stellen een aannamesom voor, waarop...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT