Uitspraak Nº 17/3689 PW. Centrale Raad van Beroep, 2019-05-21

ECLIECLI:NL:CRVB:2019:2132
Date21 Mayo 2019
Docket Number17/3689 PW
CourtCentrale Raad van Beroep (Nederland)
17 3689 PW

Datum uitspraak: 21 mei 2019

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland van 30 maart 2017, 17/727 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

het college van burgemeester en wethouders van Ameland (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. E.A. van Wieren, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Raad heeft [X] (X), echtgenoot van appellante, en het college van burgemeester en wethouders van Opsterland (college van Opsterland) voorlopig aangemerkt als derden-belanghebbenden en opgeroepen ter zitting voor het geven van inlichtingen.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2019. X is, mede namens appellante, verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P de Jong. Het college van Opsterland heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. van Duin.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1.

Appellante is gehuwd met X. Appellante woonde ten tijde hier van belang in een woning te [woonplaats] in de gemeente [gemeente 1] . X woonde in een woning te [plaats] in de gemeente [gemeente 2] . Appellante en X waren samen eigenaar van de woning in [woonplaats] en appellante was de enige eigenaar van de woning in [plaats] . Op deze woningen zijn hypotheken gevestigd voor schulden op beider naam.

1.2.

Op 12 juli 2016 heeft appellante bij het college een aanvraag ingediend om bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) met als ingangsdatum 1 maart 2016. Daarbij heeft appellante meegedeeld dat zij gehuwd is, maar niet samenwoont met haar echtgenoot en dat hij zelfstandig bijstand ontvangt van het college van Opsterland.

1.3.

Ter beoordeling van de aanvraag van 12 juli 2016 heeft het college stukken opgevraagd bij het college van Opsterland met betrekking tot de toekenning van bijstand aan X. Hieruit bleek dat X zich op 4 mei 2016 had gemeld bij het college van Opsterland voor het aanvragen van bijstand en daar bijstand heeft aangevraagd naar de norm voor gehuwden. Het aanvraagformulier was mede door appellante ingevuld en ondertekend. Het college van Opsterland heeft de gevraagde bijstand aan X met ingang van 1 maart 2016 toegekend in de vorm van een geldlening tot een bedrag van € 44.600,55 naar de norm voor gehuwden en met toepassing van artikel 18, eerste lid, van de PW die norm verlaagd tot 50%. Aan dit laatste heeft het college van Opsterland ten grondslag gelegd dat appellante een aanvraag om bijstand kan en moet indienen bij het college van Ameland.

1.4.

Bij besluit van 24 augustus 2016, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van

10 februari 2017 (bestreden besluit), heeft het college geweigerd appellante bijstand naar de norm voor een alleenstaande dan wel naar de norm voor gehuwden toe te kennen. Aan de besluitvorming heeft het college - voor zover hier van belang - ten grondslag gelegd dat appellante niet in aanmerking komt voor bijstand naar de norm voor gehuwden. De PW voorziet niet in een leefwijze als die van appellante en X en biedt daardoor geen grondslag voor verlening van bijstand aan appellante. Appellante en X leven niet duurzaam gescheiden, doch kiezen er zelf voor niet op één adres hun hoofdverblijf te hebben en op deze manier te wonen en te leven. Het ligt op hun weg om de situatie in overeenstemming te brengen met de PW. Daarnaast ligt aan de besluitvorming ten grondslag dat appellante geen recht heeft op bijstand, omdat zij beschikt of redelijkerwijs kan beschikken over vermogen. Zij is (mede-)eigenaar van één of twee woningen en/of een stuk grond.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij heeft aangevoerd dat aan haar bijstand naar de norm voor gehuwden toekwam en dat haar vermogenssituatie niet aan bijstandverlening in de weg stond.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

Procesbelang

4.1.

Ter zitting is namens appellante verklaard dat zij, gelet op gewijzigde omstandigheden, met het hoger beroep niet langer wenst te bereiken dat haar alsnog bijstand wordt verleend. Zij stelt dat zij belang heeft bij beoordeling van het bestreden besluit omdat zij wenst dat het college wordt veroordeeld tot vergoeding van de gemaakte (proces)kosten.

4.2.

Volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 15...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT