Uitspraak Nº 17/5762 WIA. Centrale Raad van Beroep, 2019-08-29

ECLIECLI:NL:CRVB:2019:2875
Docket Number17/5762 WIA
Date29 Agosto 2019
CourtCentrale Raad van Beroep (Nederland)
17 5762 WIA

Datum uitspraak: 29 augustus 2019

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 13 juli 2017, 16/3173 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort te Amersfoort (appellante)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werkneemstersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft M.J.A. van den Bogaart hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juli 2019. Voor appellante zijn verschenen Van den Bogaart en drs. D.C. Heijstek. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.M.M. Schalkwijk.

OVERWEGINGEN
1.1.

Appellante is eigenrisicodrager voor de aanspraken van haar (ex-)werknemers in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Werkneemster was sinds 1982 in dienst bij appellante. Zij werkte als [naam functie] op de afdeling [naam afdeling] voor 34 uur per week toen zij op 20 januari 2014 ziek werd gemeld.

1.2.

Werkneemster heeft op 13 oktober 2015 een uitkering op grond van de Wet WIA aangevraagd. Een verzekeringsarts heeft in zijn rapport van 13 november 2015 geconcludeerd dat er voor werkneemster op dat moment geen benutbare mogelijkheden waren, omdat zij was opgenomen in SymforaMeander Centrum voor Psychiatrie. Bij besluit van 22 december 2015 heeft het Uwv met ingang van 18 januari 2016 aan werkneemster een loongerelateerde WGA‑uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 100%. Appellante heeft tegen dit besluit mede namens werkneemster bezwaar gemaakt en zich op het standpunt gesteld dat bij werkneemster sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid.

1.3.

Bij besluit van 25 mei 2016 (bestreden besluit) heeft het Uwv het door appellante ingediende bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij heeft het Uwv zich gebaseerd op een rapport van een arts bezwaar en beroep van 24 mei 2016.

2.1.

Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat het onderzoek van het Uwv zorgvuldig tot stand is gekomen. Uit het rapport van de arts bezwaar en beroep van 24 mei 2016 volgt dat alle in het dossier aanwezige medische informatie, de door appellante in bezwaar ingebrachte medische stukken en de door de medisch adviseur van appellante tijdens de hoorzitting gegeven toelichting is meegewogen en dat daarover op inzichtelijke wijze is gerapporteerd. Niet kan worden gesteld dat de arts bezwaar en beroep over onvoldoende informatie beschikte om tot een afgewogen oordeel te kunnen komen. Naar het oordeel van de rechtbank bestond er dan ook geen aanleiding om nadere informatie bij de behandelend sector in te winnen. Volgens de rechtbank bood het door appellante ingebrachte rapport van Kaymaz naar aanleiding van het onderzoek op 11 augustus 2016 onvoldoende duidelijkheid over de medische situatie van werkneemster op de datum in geding en was de door haar gesuggereerde diagnose vasculaire dementie niet bevestigd door een neuroloog. De rechtbank vond dan ook onvoldoende medisch objectiveerbare aanknopingspunten voor twijfel aan het standpunt van het Uwv dat er op de datum in geding nog behandelmogelijkheden voor werkneemster waren en...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT