Uitspraak Nº 17/7332. Rechtbank Rotterdam, 2017-12-20

ECLIECLI:NL:RBROT:2017:9978
Docket Number17/7332
Date20 Diciembre 2017
Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 2

zaaknummer: ROT 16/7332

uitspraak van de meervoudige kamer van 20 december 2017 in de zaak tussen PricewaterhouseCoopers Accountants N.V., gevestigd te Amsterdam, eiseres (PwC),

gemachtigden: mr. P.V. Eijsvoogel en mr. J. de Kok,

en

Stichting Autoriteit Financiële Markten, verweerster (AFM),

gemachtigden: mr. R.W. Veldhuis en mr. M.L. Batting.

Procesverloop

Bij besluit van 16 maart 2016 (het primaire besluit) heeft de AFM aan PwC een bestuurlijke boete van € 845.000,- opgelegd wegens overtreding van artikel 14 van de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta).

Bij besluit van 29 september 2016 (het bestreden besluit) heeft de AFM het daartegen door PwC gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft PwC beroep ingesteld bij de rechtbank.

De AFM heeft een verweerschrift ingediend.

Daartoe door de rechtbank in de gelegenheid gesteld heeft PwC gerepliceerd, waarna de AFM heeft gedupliceerd.

De zaak is op 4 oktober 2017 – deels met gesloten deuren en deels gelijktijdig met de zaak met zaaknummer ROT 16/7329 – ter zitting van de meervoudige kamer behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Voorts is ter zitting het woord gevoerd door drs. A. van Gils RA, voorzitter van PwC.

Overwegingen
1.1.

PwC beschikt sinds 27 september 2007 over een vergunning voor het verrichten van wettelijke controles als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wta. Deze vergunning strekt mede tot het verrichten van wettelijke controles bij organisaties van openbaar belang.

1.2.

Op 30 september 2013 is de AFM in het kader van haar doorlopend toezicht een onderzoek gestart om vast te stellen of PwC en de bij haar werkzame of aan haar verbonden externe accountants voldoen aan wat van hen op grond van de Wta wordt verwacht. Daartoe heeft de AFM tien dossiers van wettelijke controles over het boekjaar 2012 onderzocht. Ten aanzien van vier van deze controles stelt de AFM zich op het standpunt dat de externe accountants van PwC niet tot het afgeven van een goedkeurende verklaring hadden mogen overgaan, omdat zij niet beschikten over voldoende en geschikte controle-informatie ten aanzien van één of meer materiële posten op de betreffende jaarrekeningen. Gezien de aard, ernst en hoeveelheid van deze tekortkomingen in de controlewerkzaamheden van verschillende externe accountants van PwC (volgens de AFM gaat het om ernstige gebreken in de controle van in totaal zeven materiële posten op vier jaarrekeningen) is de AFM van mening dat PwC in de periode van 8 september 2011 tot en met 22 mei 2013 niet heeft voldaan aan de op haar rustende inspanningsverplichting ervoor zorg te dragen dat haar externe accountants voldoen aan het bij of krachtens afdeling 3.2 van de Wta bepaalde, in het bijzonder de gedrags- en beroepsregels die zijn neergelegd in de Verordening gedragscode en de Nadere voorschriften controle- en overige Standaarden (NV COS). Volgens de AFM heeft PwC in voormelde periode dan ook artikel 14 van de Wta overtreden.

2. Na bij brief van 13 augustus 2015 het voornemen daartoe aan PwC kenbaar te hebben gemaakt en kennis te hebben genomen van de mondelinge en schriftelijke zienswijze van PwC daarop, heeft de AFM aan PwC bij het primaire besluit wegens voormelde overtreding een bestuurlijke boete van € 845.000,- opgelegd. Bij het bestreden besluit heeft de AFM het primaire besluit onder aanvulling van de motivering gehandhaafd.

3. PwC betoogt primair dat de AFM de vermeende schending van de in artikel 14 van de Wta neergelegde zorgplicht ten onrechte bewezen heeft geacht op basis van onderzoek naar een aantal controledossiers. Volgens PwC kan een beoordeling van de handelwijze van enkele van haar externe accountants in een beperkt aantal controledossiers op basis van uitsluitend de voor hen en niet voor PwC als accountantsorganisatie geldende normen geen voldoende grondslag vormen voor een oordeel over de vraag of PwC als accountantsorganisatie haar zorgplicht heeft nageleefd. Voor een oordeel daarover is onderzoek nodig naar de wijze waarop PwC invulling geeft aan haar zorgplicht. Dergelijk onderzoek heeft de AFM niet verricht. Volgens PwC is in dit verband met name haar stelsel van kwaliteitsbeheersing van belang.

3.1.

De rechtbank stelt voorop dat het punitieve karakter van een boete volgens vaste rechtspraak met zich brengt dat aan de bewijsvoering van de overtreding waarvoor de boete wordt opgelegd en aan de motivering van het boetebesluit strenge eisen moeten worden gesteld. Ten aanzien van de bewijsvoering in het onderhavige geval stelt de rechtbank vast dat de AFM in het bestreden besluit uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat de omstandigheden waarvan zij in het primaire besluit naast de gestelde tekortkomingen in de controlewerkzaamheden melding maakt, waaronder haar bevindingen ten aanzien van het stelsel van kwaliteitsbeheersing van PwC, niet het bewijs vormen van de schending van de zorgplicht. Gelet hierop zal de rechtbank deze omstandigheden buiten beschouwing laten bij haar beoordeling of de AFM buiten redelijke twijfel heeft aangetoond dat PwC artikel 14 van de Wta heeft overtreden.

3.2.

Op grond van artikel 14 van de Wta draagt de accountantsorganisatie er zorg voor dat de externe accountants die bij haar werkzaam zijn of aan haar zijn verbonden voldoen aan het bij of krachtens afdeling 3.2 bepaalde.

Op grond van artikel 25 van de Wta, opgenomen in afdeling 3.2 en zoals luidend ten tijde hier van belang, voldoet de externe accountant aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels terzake van zijn vakbekwaamheid, objectiviteit en integriteit.

3.3.

De Memorie van Toelichting bij de Wta (MvT; TK, 2003-2004, 29 658, nr. 3, tweede herdruk) vermeldt onder meer het volgende.

“ De normen in het wetsvoorstel die zijn gericht tot de accountantsorganisatie betreffen het systeem van kwaliteitsbeheersing en integriteit van de accountantsorganisatie en de deskundigheid en betrouwbaarheid van dagelijkse (mede-)beleidsbepalers.

(…)

Daarnaast gaat het wetsvoorstel, overeenkomstig het BW en de internationaal overwegend gevolgde lijn, van het standpunt uit dat het afgeven van een accountantsverklaring de verantwoordelijkheid is van een externe accountant. De normen in het wetsvoorstel die zijn gericht tot de externe accountant betreffen zijn vakbekwaamheid, onafhankelijkheid, objectiviteit en integriteit en de transparantie van de accountant[s]verklaring.” (MvT, blz. 13)

“ Artikel 12 (het huidige artikel 14; toevoeging rechtbank) behelst een zorgplicht voor alle accountantsorganisaties dat de bij hen aangesloten externe accountants voldoen aan de in dit wetsvoorstel gestelde eisen. Deze algemene norm is slechts de bevestiging dat een accountantsorganisatie zelf ook een verantwoordelijkheid heeft.” (MvT, blz. 37)

“ Het is een zorgplicht voor de accountantsorganisatie om de randvoorwaarden te creëren voor het adequaat functioneren van de externe accountant en om maatregelen te treffen, indien dit functioneren niet langer strookt met de gestelde eisen.” (MvT, blz. 16)

“ De borging van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT