Uitspraak Nº 17/7465 AOW. Centrale Raad van Beroep, 2019-08-29

ECLIECLI:NL:CRVB:2019:2858
Docket Number17/7465 AOW
Date29 Agosto 2019
CourtCentrale Raad van Beroep (Nederland)
17 7465 AOW

Datum uitspraak: 29 augustus 2019

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van

11 oktober 2017, 17/2178 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant)

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

De Svb heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 augustus 2019. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M.J.A. Erkens-Hanssen.

OVERWEGINGEN

1. Appellant heeft een pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) aangevraagd. De Svb heeft deze aanvraag afgewezen bij besluit van 19 oktober 2016, op de grond dat appellant niet verzekerd is geweest voor de AOW. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is ongegrond verklaard bij het bestreden besluit van 6 maart 2017.

2. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De aanvraag is naar het oordeel van de rechtbank terecht afgewezen omdat aan de hand van de beschikbare informatie niet kan worden vastgesteld dat appellant verzekerd is geweest voor de AOW. De Svb heeft voldoende zorgvuldig onderzoek verricht om de stelling van appellant dat hij in Nederland heeft gewoond en gewerkt te verifiëren.

3. Appellant heeft zich op het standpunt gesteld dat hij recht heeft op een AOW-pensioen. Hij heeft aangevoerd dat hij in Nederland gewoond en gewerkt heeft en dat hij namen en adressen van zijn werkgevers heeft doorgegeven.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Tussen partijen is in geschil of appellant verzekerde tijdvakken voor de AOW heeft opgebouwd.

4.2.

Appellant heeft in zijn aanvraag te kennen gegeven dat hij in de jaren 1974 en 1975 in Nederland heeft gewoond en gewerkt. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft hij een brief overgelegd van het Gemeenschappelijk Administratiekantoor (GAK) van 5 september 1975 op naam van [naam A], met als werkgever [naam werkgever B.V.]. Verder zijn ingezonden een brief van de Bedrijfsvereniging voor Detailhandel en Ambachten (DETAM) van 17 oktober 1975 op naam van [naam B], een nota van een reisbureau van 27 oktober 1975 op naam van [naam A] en een identiteitskaart behorende bij een netabonnement op naam van [naam C].

...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT