Uitspraak Nº 18/00603. Gerechtshof Amsterdam, 2019-09-24

ECLIECLI:NL:GHAMS:2019:3593
Docket Number18/00603
Date24 Septiembre 2019
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)
GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerk 18/00603

24 september 2019

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

en het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. J. Kastelein),

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 17/2947 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen belanghebbende en de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding
1.1.

Belanghebbende heeft aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) gedaan voor het jaar 2014, naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 158.992. Aan ingehouden loonheffing is een bedrag van € 97.144 aangegeven.

1.2.

De inspecteur heeft de aanslag IB/PVV 2014 conform de hiervoor vermelde aangifte vastgesteld onder verrekening van het daarin aangegeven bedrag aan loonheffing.

1.3.

Belanghebbende heeft de inspecteur verzocht de aanslag IB/PVV 2014 ambtshalve te verminderen door verrekening van een bedrag aan loonheffing van in totaal € 214.144 (€ 97.144 + € 117.000).

1.4.

De inspecteur heeft het verzoek bij beschikking afgewezen.

1.5.

Na tegen de hiervoor vermelde (afwijzings)beschikking gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag IB/PVV 2014 gehandhaafd.

1.6.

Bij uitspraak van 11 september 2018 heeft de rechtbank op het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep als volgt beslist (in deze uitspraak wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’).

“De rechtbank:

(…)

- verklaart het beroep voor zover gericht tegen de beschikking gegrond;

- vernietigt de beschikking waarbij het verzoek om ambtshalve vermindering is

afgewezen;

- vermindert de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar

inkomen uit werk en woning van € 158.992, met verrekening van een bedrag van loonheffing ad € 214.144 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.002;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden.”

1.7.

Het tegen deze uitspraak door de inspecteur ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 24 oktober 2018. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend en daarbij voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld. De inspecteur heeft van de gelegenheid gebruik gemaakt om schriftelijk zijn zienswijze omtrent het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep naar voren te brengen.

1.8.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 september 2019. Aldaar zijn verschenen belanghebbende tot bijstand vergezeld van mr. J. Kastelein en namens de belastingdienst drs. R.P. Bitter, tot bijstand vergezeld van mr. J.I. Ramaker en mr. W. Koelewijn. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift met de uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten
2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:

Feiten

1. Op 18 mei 2009 is [A1 BV] opgericht door [A2 BV] en [B BV] .

2. [A2 BV] is opgericht op 4 april 1999. In de periode 21 december 2007 tot 1 oktober 2013 worden alle aandelen in [A2 BV] gehouden door [C1 GROEP BV] . Vanaf 1 oktober 2013 houdt [A HOLDING BV] 100 percent van de aandelen [A2 BV] . Alle aandelen van [A HOLDING BV] worden gehouden door [C1 GROEP BV] .

3. Eiser treedt op 15 juni 2009 in dienst bij [A1 BV] . In de periode van 15 juni 2009 tot en met 31 december 2012 is hij werkzaam als algemeen directeur. Met ingang van 1 januari 2013 is eiser werkzaam voor [A2 BV] in de functie van algemeen directeur.

4. Op 5 maart 2009 is [B BV] opgericht door eiser. Eiser is enig aandeelhouder van [B BV] . Vanaf de datum van oprichting tot 22 april 2014 is [B BV] aandeelhouder van [A1 BV] . Met ingang van 22 april 2014 worden alle aandelen [A1 BV] gehouden door [A HOLDING BV] .

5. Het maatschappelijke aandelenkapitaal van [A1 BV] bedraagt bij oprichting € 90.000 (= 90.000 aandelen van € 1,-). Het maatschappelijke aandelenkapitaal omvat 85.500 aandelen A en 4.500 aandelen B.

6. Bij oprichting worden 17.100 aandelen A en 900 aandelen B geplaatst. De aandelen A [A1 BV] worden tot 7 september 2009 gehouden door [A2 BV] en vanaf genoemde datum door [C1 BV] .

7. [B BV] is houder van de 900 aandelen B [A1 BV] .

8. [B BV] betaalt voor de 900 aandelen B die zij bij de oprichting van [A1 BV] verkrijgt, een bedrag van € 150.000. Van dit totaalbedrag wordt € 900 betaald in de vorm van aandelenkapitaal en € 149.100 in de vorm van agio.

9. Op 22 april 2014 verkoopt [B BV] alle 900 aandelen B [A1 BV] , en daarmee haar (5 percent) aandelenbelang in [A1 BV] , voor € 225.000 aan [A HOLDING BV] .

Er is geen waarderingsrapport opgemaakt op basis waarvan de (ver)koopprijs is bepaald.

10. [B BV] /eiser verwerft op 22 april 2014 een (indirect) belang in [D1 HOLDING BV] door certificaten van (gewone en preferente) aandelen [D1 HOLDING BV] te kopen.

11. De gewone en (verschillende soorten) preferente aandelen [D1 HOLDING BV] worden door [Stichting D] gehouden. De door de [Stichting D] gehouden gewone aandelen [D1 HOLDING BV] worden in de certificaathouderovereenkomst die is gesloten tussen [Stichting D] en [D1 HOLDING BV] enerzijds en eiser en [B BV] anderzijds (hierna: certificaathouderovereenkomst) Commons genoemd.

12. In de certificaathouderovereenkomst is onder meer het volgende bepaald:

“ACHTERGROND:

...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT