Uitspraak Nº 18/00633. Hoge Raad, 2019-05-17

ECLIECLI:NL:HR:2019:732
Docket Number18/00633
Date17 Mayo 2019

17 mei 2019

Eerste Kamer

18/00633

EV/ABG

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

CENTRAL BANK OF IRAQ,
gevestigd te Bagdad, Irak,

EISERES tot cassatie, verweerster in het incidenteel cassatieberoep,

advocaat: mr. G.R. den Dekker,

t e g e n

SIEMENS AKTIENGESELLSCHAFT,
gevestigd te München, Duitsland,

VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het incidenteel cassatieberoep,

advocaat: mr. R.L.M.M. Tan.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als CBI en Siemens.

1 Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:

a. de vonnissen in de zaak C/13/530223/HA ZA 12-1350 van de rechtbank Amsterdam van 20 maart 2013, 17 juli 2013 en 5 maart 2014;

b. de arresten in de zaak 200.152.792/01 van het gerechtshof Amsterdam van 31 maart 2015 en 14 november 2017.

De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2 Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof heeft CBI beroep in cassatie ingesteld. Siemens heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De procesinleiding en het verweerschrift tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.

De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt zowel in het principale cassatieberoep als in het incidentele cassatieberoep tot verwerping.

De advocaten van partijen hebben ieder schriftelijk op die conclusie gereageerd.

3 Uitgangspunten in cassatie
3.1

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

( i) Bij overeenkomst van 9 september 1988 heeft Siemens aan de Iraakse ‘State Company for Imports and Export, Technical and Scientific Materials Importation Division’ 240 telexapparaten met onderdelen verkocht voor een bedrag van DM 3.508.800,--.

(ii) Van de koopsom is 15% vooruitbetaald. Voor het restant van de koopsom (DM 2.982.480,--) heeft CBI, bij telexbericht van 9 oktober 1988, gericht aan Dresdner Bank AG (hierna: Dresdner Bank) te Frankfurt (Duitsland), een letter of credit (hierna ook wel aangeduid als: L/C) gesteld.

(iii) Siemens heeft de verschuldigde koopsom op 18 december 1989 aan de Staat Irak in rekening gebracht en de goederen blijkens de Air Waybill op 25 december 1989 verzonden.

(iv) Op 27 december 1990 heeft CBI een telexbericht verzonden aan Dresdner Bank, waarin is vermeld, kort gezegd, dat iedere betaling door CBI aan Siemens op basis van Iraaks recht is bevroren zolang de internationale sancties tegen Irak niet zijn opgeheven.

( v) Bij beschikking van de president van de rechtbank Amsterdam van 23 januari 2001 is aan Siemens onder meer verlof verleend om ten laste van CBI conservatoir derdenbeslag te leggen onder De Nederlandsche Bank N.V. Dit beslag is op 25 januari 2001 gelegd.

3.2.1

Siemens vordert in dit geding, voor zover in cassatie van belang, betaling van een bedrag (bestaande uit de hoofdsom en de daarover verschuldigde rente tot 26 januari 2001) van DM 5.689.945,67 (hetgeen overeenkomt met € 2.909.223,03), te vermeerderen met rente vanaf 26 januari 2001 van DM 935,33 (hetgeen overeenkomt met € 478,23) per dag.

Aan haar vordering heeft Siemens ten grondslag gelegd dat CBI de letter of credit heeft gesteld, maar in gebreke is gebleven met de betaling van het restant van de koopsom, terwijl Siemens tijdig de benodigde documentatie bij Dresdner Bank heeft aangeboden.

Siemens heeft betoogd dat de rechtbank Amsterdam op grond van art. 10 Rv in verbinding met art. 767 Rv en het hiervoor in 3.1 onder (v) bedoelde beslag, rechtsmacht heeft om van Siemens’ vordering tegen CBI kennis te nemen.

3.2.2

CBI heeft verweer gevoerd en primair een beroep gedaan op immuniteit van jurisdictie, subsidiair op verjaring van de vordering en meer subsidiair op overmacht.

3.2.3

De rechtbank heeft het beroep van CBI op immuniteit van jurisdictie, verjaring en overmacht verworpen, en de vordering van Siemens toegewezen.

3.2.4

In zijn tussenarrest heeft het hof over de rechtsmacht van de rechtbank Amsterdam als volgt overwogen:

“3.3. De tweede grief strekt ten betoge dat de rechtbank zich ten onrechte bevoegd heeft geacht om van de jegens CBI ingestelde vordering kennis te nemen. Dit betoog faalt reeds omdat CBI blijkens haar processuele houding de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter heeft aanvaard. Zij is immers in het geding verschenen zonder zich, zoals artikel 11 Rv c.q. het toepasselijke artikel 24 EEX-Verordening (voorheen artikel 18 EEX-Verdrag) vereist, tijdig op het ontbreken van die bevoegdheid te beroepen (…). Het hof verwerpt in dit verband het betoog dat in het door CBI bij conclusie van antwoord in eerste aanleg gedaan beroep op (de uit het volkenrecht voortvloeiende) immuniteit van jurisdictie een beroep op het ontbreken van de bevoegdheid van de Nederlandse rechter in hierbedoelde zin besloten ligt.

Daarbij komt dat Siemens (onbestreden) heeft toegelicht dat hoewel het door haar ten laste van CBI onder De Nederlandsche Bank gelegd derdenbeslag slechts in zeer beperkte mate doel heeft getroffen er ten tijde van die beslaglegging aanleiding was om te veronderstellen dat er sprake was van een zodanige vordering van CBI op De Nederlandsche Bank dat een derdenbeslag onder laatstbedoelde instelling reële verhaalsmogelijkheden bood. Gelet hierop kan Siemens wat betreft die beslaglegging en het vervolgens betrekken van CBI in de onderhavige procedure niet van misbruik van bevoegdheid worden beticht. Het hof verwerpt het betoog van CBI voor zover dat inhoudt dat Siemens de hoofdzaak ook in Duitsland aanhangig had kunnen maken en dat het bestaan van die (overigens door Siemens betwiste mogelijkheid) aan het aannemen van rechtsmacht op grond van het bepaalde in...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
4 temas prácticos
  • Uitspraak Nº C-09-554385-HA ZA 18-647. Rechtbank Den Haag, 2020-01-29
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 29 Enero 2020
    ...2008, ECLI:NL:HR:2008:BC7418, r.o. 7.2. 71 Verg. HR 25 november 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1554, NJ 1995, 650. 72 Verg. HR 17 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:732. 73 Jones, para. 213. 74 Preliminary report on immunity of State officials from foreign jurisdiction, by Roman Anatolevich Kolodkin, Speci......
  • Uitspraak Nº 200.277.567/01. Gerechtshof Den Haag, 2021-02-23
    • Nederland
    • Gerechtshof Den Haag (Nederland)
    • 23 Febrero 2021
    ...verweer ten gronde heeft gevoerd (zie o.a. HvJ EU 13 juli 2017, C-433/16, ECLI:EU:C:2017:550, r.o. 33-36 en HR 17 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:732, r.o. 4.1.3). 20. Tegen de achtergrond van deze rechtspraak is het hof van oordeel dat de grief van de vrouw zal moeten falen. Het hof legt dat als......
  • Uitspraak Nº 200.216.570_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2019-12-10
    • Nederland
    • Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
    • 10 Diciembre 2019
    ...ter discussie te stellen - aldus begrijpt het hof de stellingname van SHAPE en JFCB -, geldt het volgende. In Hoge Raad 17 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:732 heeft de Hoge Raad – voortbouwend op eerdere uitspraken van de Hoge Raad zelf en van het Hof van Justitie EU - als volgt beslist: “4.1.3. ......
  • Uitspraak Nº C/18/188679 / HA ZA 18-259. Rechtbank Noord-Nederland, 2022-04-13
    • Nederland
    • Rechtbank Noord-Nederland (Neederland)
    • 13 Abril 2022
    ...28 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:91. 4 ECLI:NL:HR:2010:BN8521 5 HR 6 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AL7065. 6 vgl. HR 17 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:732. 7 Zie ook het in noot 6 genoemde arrest. ...
4 sentencias
  • Uitspraak Nº C-09-554385-HA ZA 18-647. Rechtbank Den Haag, 2020-01-29
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 29 Enero 2020
    ...2008, ECLI:NL:HR:2008:BC7418, r.o. 7.2. 71 Verg. HR 25 november 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1554, NJ 1995, 650. 72 Verg. HR 17 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:732. 73 Jones, para. 213. 74 Preliminary report on immunity of State officials from foreign jurisdiction, by Roman Anatolevich Kolodkin, Speci......
  • Uitspraak Nº 200.277.567/01. Gerechtshof Den Haag, 2021-02-23
    • Nederland
    • Gerechtshof Den Haag (Nederland)
    • 23 Febrero 2021
    ...verweer ten gronde heeft gevoerd (zie o.a. HvJ EU 13 juli 2017, C-433/16, ECLI:EU:C:2017:550, r.o. 33-36 en HR 17 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:732, r.o. 4.1.3). 20. Tegen de achtergrond van deze rechtspraak is het hof van oordeel dat de grief van de vrouw zal moeten falen. Het hof legt dat als......
  • Uitspraak Nº 200.216.570_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2019-12-10
    • Nederland
    • Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
    • 10 Diciembre 2019
    ...ter discussie te stellen - aldus begrijpt het hof de stellingname van SHAPE en JFCB -, geldt het volgende. In Hoge Raad 17 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:732 heeft de Hoge Raad – voortbouwend op eerdere uitspraken van de Hoge Raad zelf en van het Hof van Justitie EU - als volgt beslist: “4.1.3. ......
  • Uitspraak Nº C/18/188679 / HA ZA 18-259. Rechtbank Noord-Nederland, 2022-04-13
    • Nederland
    • Rechtbank Noord-Nederland (Neederland)
    • 13 Abril 2022
    ...28 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:91. 4 ECLI:NL:HR:2010:BN8521 5 HR 6 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AL7065. 6 vgl. HR 17 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:732. 7 Zie ook het in noot 6 genoemde arrest. ...

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT