Uitspraak Nº 18/01623. Hoge Raad, 2019-04-19

ECLIECLI:NL:HR:2019:623
Docket Number18/01623
Date19 Abril 2019

19 april 2019

Nr. 18/01623

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 maart 2018, nr. 15/01059, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 12/3665) betreffende een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan belasting van personenauto's en motorrijwielen. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de middelen
2.1.1.

De Rechtbank heeft aan belanghebbende een vergoeding van immateriële schade toegekend van € 500 wegens overschrijding van de redelijke termijn in de fase van bezwaar en beroep.

Belanghebbende heeft in hoger beroep grieven ingebracht tegen de hoogte van deze schadevergoeding. Het Hof heeft de door de Rechtbank wegens die overschrijding toegekende schadevergoeding verhoogd naar € 1.500. Tevens heeft het Hof geoordeeld dat ook in de fase van hoger beroep de redelijke termijn is overschreden, en dat de vergoeding van immateriële schade daarom met € 500 verder moet worden verhoogd tot in totaal € 2.000.

Aan deze oordelen heeft het Hof ten grondslag gelegd dat zich een bijzondere omstandigheid voordoet die een langere termijn van berechting rechtvaardigt, een en ander als bedoeld in rechtsoverweging 3.5.1 van het arrest van de Hoge Raad van 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252 (hierna: het overzichtsarrest). Die bijzondere omstandigheid bestaat volgens het Hof hierin dat de gemachtigde van belanghebbende in de jaren 2010 tot en met 2012 naast de in geschil zijnde zaak, een zeer groot aantal (duizenden) bezwaarschriften heeft ingediend bij de Belastingdienst. De bezwaarschriften betreffen allemaal de heffing van belasting van personenauto’s en motorrijwielen ter zake van de registratie van personenauto’s in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens. In die bezwaarschriften wordt - in wisselende samenstelling – een aantal geschilpunten aan de orde gesteld. Het voorgaande geldt volgens het Hof evenzeer voor de vele beroepsprocedures en hogerberoepsprocedures die hierop zijn gevolgd. Volgens het Hof is het grote aantal zaken zodanig verknocht dat er aanleiding is om zowel de redelijke termijn van twee jaar die als regel staat voor de fase van bezwaar en beroep als de termijn van twee jaar die staat voor de fase van hoger beroep, voor deze zaak met zes maanden te verlengen.

2.1.2.

Belanghebbende heeft in hoger beroep verder gesteld dat haar een vergoeding van rente toekomt over het bedrag aan griffierecht dat de Inspecteur haar dient te vergoeden. Belanghebbende heeft die stelling gestoeld op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 18 april 2013, Mariana Irimie, C‑565/11, ECLI:EU:C:2013:250 (hierna: het arrest Irimie).

Het Hof heeft die stelling verworpen. Daartoe heeft het Hof overwogen dat ook indien de veroordeling tot vergoeding van griffierecht zijn oorzaak vindt in strijdigheid van het besluit van de Inspecteur met het Unierecht, griffierechten een bijkomend vraagstuk vormen, dat volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie naar...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
175 temas prácticos
175 sentencias

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT