Uitspraak Nº 18/044834-18. Rechtbank Noord-Nederland, 2019-01-24

ECLIECLI:NL:RBNNE:2019:228
Date24 Enero 2019
Docket Number18/044834-18
CourtRechtbank Noord-Nederland (Neederland)
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Locatie Assen

parketnummer 18/044834-18

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 januari 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] ,

wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 mei 2018 en 10 januari 2019.

Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.Y. van der Pol, advocaat te Vries.

Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 oktober 2017

te [woonplaats] , gemeente Coevorden, althans in Nederland,

in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde

verplichting, te weten artikel 17 van de Participatiewet (voorheen artikel 17

Wet werk en bijstand),

opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken,

en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander,

terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die

gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens

anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een

(bijstands)uitkering via de gemeente Coevorden (vanuit die Participatiewet

en voorheen de Wet werk en Bijstand), dan wel voor de hoogte of de duur

van die verstrekking of tegemoetkoming, door aan die (afdeling sociale

zaken van die) gemeente Coevorden in het geheel niet te melden dat hij in

genoemde periode

- de stichting [naam stichting] heeft

opgezet/gestart/opgericht en/of van die stichting voorzitter is geworden

en/of

- ( vanwege de stichting [naam stichting])

(vrijwillig) werkzaamheden heeft verricht en/of

- ( vanwege de stichting [naam stichting])

meerdere giften heeft ontvangen (in de vorm van geld en/of vliegtickets,

althans betalingen voor zijn, verdachtes, reis naar Irak)

en/of

- ( vanwege zijn optreden(s)/professie als zanger/muzikant/artiest " [naam 1]

" en/of " [naam 2] ") werkzaamheden heeft verricht en/of (vanwege

verkoop van CD's en/of kaartjes voor optreden(s) en/of vanwege

vergoedingen voor reis- en verblijfkosten, althans vanwege die

werkzaamheden als zanger/muzikant/artiest) inkomsten en/of giften en/of

(een) lening(en) heeft ontvangen

en/of

- bijschrijvingen (geldbedragen) heeft ontvangen op zijn, verdachtes,

bankrekening en/of dat zijn vermogen was toegenomen, in ieder geval

gewijzigd,

zulks terwijl dat toen (telkens) het geval was.

Vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering (Sv)

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw is primair van mening dat sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv, hetgeen ertoe leidt dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging dan wel tot bewijsuitsluiting van het door dit verzuim verkregen bewijs, hetgeen leidt tot een integrale vrijspraak van verdachte.

Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte is voorafgaand aan het eerste verhoor op 29 november 2017 niet in de gelegenheid gesteld een advocaat te raadplegen en hij heeft dus geen gebruik kunnen maken van zijn recht op consultatiebijstand.

Daarnaast geeft de raadsvrouw aan dat de met opsporing belaste ambtenaren hebben nagelaten voorafgaand aan het tweede verhoor op 30 november 2017 haar volledig en juist te informeren omtrent het vooronderzoek en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hierdoor kon zij verdachte niet de juiste bijstand verlenen.

Door op deze wijze op te treden hebben de met opsporing belaste ambtenaren een ernstige inbreuk gemaakt op de beginselen van de behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is geschonden.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van het door de raadsvrouw gestelde vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de met opsporing belaste ambtenaren het voorbereidend onderzoek en de afgelegde verhoren op de juiste wijze hebben uitgevoerd. Verdachte is voorafgaand aan het eerste verhoor op 29 november 2017 gewezen op het recht op consultatiebijstand.

Verdachte is gelegenheid geboden om voorafgaand aan het verhoor een advocaat te raadplegen. Dit is echter niet gelukt. Verdachte gaf aan dat hij desondanks bereid was een verklaring af te leggen. Hoewel verdachte tijdens het eerste verhoor op 29 november 2017 feitelijk geen gebruik heeft kunnen maken van zijn recht op consultatiebijstand, is hij daardoor niet in zijn belangen geschaad. Daarbij neemt de officier van justitie in aanmerking dat de raadsvrouw van verdachte in de gelegenheid is gesteld voor aanvang van het tweede verhoor de eerste verklaring van verdachte door te nemen en hierover met verdachte te overleggen. Tijdens het tweede verhoor heeft verdachte verklaard overeenkomstig zijn eerste verklaring. Verder is niet gebleken dat de raadsvrouw niet in staat is geweest verdachte de juiste rechtsbijstand te verlenen.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat de met opsporing belaste ambtenaren op rechtmatige wijze hebben gehandeld en dat van het door de raadsvrouw gestelde vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv geen sprake is. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.

Indien een aangehouden verdachte niet dan wel niet binnen redelijke grenzen de gelegenheid is geboden om voorafgaand aan het eerste verhoor door de politie een advocaat te raadplegen, levert dat in beginsel een vormverzuim op als bedoeld in art. 359a Sv, dat, na een daartoe strekkend verweer, in de regel - behoudens in het geval dat de verdachte uitdrukkelijk dan wel stilzwijgend doch in ieder geval ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van dat recht, dan wel bij het bestaan van dwingende redenen om dat recht te beperken - dient te leiden tot uitsluiting van het bewijs van de verklaringen van de verdachte die zijn afgelegd voordat hij een advocaat kon raadplegen (vgl. HR 30 juni 2009, LJN BH3079, NJ 2009/349).

Uit de inhoud van het strafdossier en hetgeen ter terechtzitting is verhandeld blijkt het volgende:

Verdachte is voorafgaand aan het eerste verhoor op 29 november 2017 gewezen op het recht op consultatiebijstand. Vervolgens heeft verdachte verklaard een toegewezen piketadvocaat te willen consulteren. De piketcentrale van de Raad voor de Rechtsbijstand is op woensdag 29 november 2017 om 10.46 uur door de hulpofficier van justitie ingelicht over de wens van de verdachte. Op 29 november 2017 omstreeks 12.30 uur was er nog geen consultatiebijstand voor de verdachte. De verbalisant heeft toen telefonisch contact opgenomen met de Raad voor de Rechtsbijstand. Daar werd verklaard dat zij geen verzoek hadden ontvangen voor rechtsbijstand voor de verdachte. Vervolgens is er door de verbalisant telefonisch contact opgenomen met de piketadvocaat. Uit een ingesproken boodschap bleek dat de advocaat niet bereikbaar was. Vervolgens is er contact opgenomen met de reserve-piketadvocaat, mr. van der Pol. Mr. Van der Pol was niet bereikbaar en daarom is haar voicemail ingesproken met het verzoek contact met de verbalisant op te nemen. Vervolgens is er overleg gepleegd met de hulpofficier van justitie. Deze gaf de verbalisant op 29 november 2017 om 13.00 uur toestemming om met het eerste verhoor van de verdachte aan te vangen. Verdachte gaf tijdens het eerste verhoor aan dat hij geen afstand deed van zijn recht op consultatiebijstand, maar dat hij wel bereid was een verklaring af te leggen.

Na voorlezing van het verhoor volhardde verdachte bij deze verklaring en ondertekende hij deze. Verdachte is vervolgens door de hulpofficier van justitie op woensdag 29 november 2017 te 15.10 uur, in het belang van het onderzoek, in verzekering gesteld.

Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte voorafgaand aan zijn eerste verhoor op 29 november 2017 binnen redelijke grenzen de gelegenheid is geboden om een advocaat te raadplegen.

Voor zover is bepleit dat verdachte in zijn verdediging is geschaad, omdat hij feitelijk geen gebruik heeft kunnen maken van zijn recht op bijstand tijdens het eerste verhoor, overweegt de rechtbank dat uit de inhoud van het strafdossier en hetgeen verhandeld ter terechtzitting volgt dat verdachte voorafgaand aan het tweede verhoor op 30 november 2017 alsnog mr. Van der Pol als raadsvrouw heeft geconsulteerd. Mr. Van der Pol is in de gelegenheid gesteld voor aanvang van het tweede verhoor de eerste verklaring van verdachte door te nemen en hierover met verdachte te overleggen. Mr. van der Pol heeft verdachte bijgestaan gedurende het tweede verhoor en is toen niet teruggekomen op de door verdachte tijdens het eerste verhoor afgelegde verklaringen. Verdachte is tijdens het tweede verhoor bij zijn eerdere verklaringen gebleven en hij heeft zelfs nog meer verklaard. Aan het einde van het tweede verhoor is verdachte gevraagd of hij goed heeft verstaan en begrepen wat er in de verhoren aan de orde is gekomen. Hij antwoordt hierop: "Jawel, als ik het niet begreep heb ik dat aangegeven." Daarnaast verklaart verdachte dat hij zijn verklaringen in vrijheid heeft kunnen afleggen en heeft hij het proces-verbaal van verhoor ondertekend. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet in zijn verdediging is geschaad.

De rechtbank volgt de raadsvrouw niet in haar verweer dat zij is belemmerd in het verlenen van bijstand aan verdachte, nu niet is gebleken dat de met opsporing belaste ambtenaren haar onvolledig of onjuist hebben geïnformeerd omtrent het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT