Uitspraak Nº 18/1571. College van Beroep voor het bedrijfsleven, 2020-03-10

ECLIECLI:NL:CBB:2020:143
Docket Number18/1571
Date10 Marzo 2020
CourtCollege van Beroep voor het bedrijfsleven (Nederland)

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 18/1571

uitspraak van de meervoudige kamer van 10 maart 2020 in de zaak tussen [naam 1] B.V., te [plaats 1] , appellante

(gemachtigde: ing. J.M.T. Raedts),

en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder(gemachtigde: mr. E.J.H. Jansen).

Procesverloop

Bij besluit van 11 mei 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder op grond van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB (de Uitvoeringsregeling) een randvoorwaardenkorting vastgesteld van 20% op de aan appellante voor het jaar 2017 te verlenen rechtstreekse betalingen.

Bij besluit van 11 juli 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.

Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Appellante heeft een nader stuk ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 januari 2020. Namens appellante is verschenen [naam 2] , algemeen directeur. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1 Op grond van de stukken gaat het College uit van de volgende feiten.

1.1

Appellante heeft voor het jaar 2017 rechtstreekse betalingen aangevraagd.

1.2

Op 15 maart 2017 heeft een controle door een toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) plaatsgevonden op een perceel dat in gebruik is bij het bedrijf van appellante. Van deze controle zijn een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal, gedateerd 15 maart 2017, en een inspectieverslag, gedateerd 17 maart 2017, opgesteld. Daarin is vermeld dat circa 60 m³ runderdrijfmest niet voldoende emissiearm is aangewend op circa twee hectare zandgrond (grasland). In dit inspectieverslag is het werkresultaat op het grasland aangeduid als G2 (deels in strookjes en op het gras etc.). Bij het proces-verbaal zijn foto’s gevoegd.

1.3

In bijlage 2 (Reden van wetenschap) bij het proces-verbaal van 15 maart 2017 staat, voor zover hier van belang, het volgende:


Controle:


Op woensdag 15 maart 2017 omstreeks 12:05 uur, bevond ik, [naam 3] , mij in een onopvallende dienstauto, over de [adres] te [plaats 1] richting [plaats 2] , gelegen binnen de gemeente [gemeente] . Aldaar zag ik op een perceel grasland dat er in stroken een groen kleurige substantie was aangebracht, gelijkend op die van runderdrijfmest. Naar aanleiding van bovenstaande ben ik, op genoemde dag en plaats, ten einde een controle in het kader van de Meststoffen-Wet uit te kunnen voeren, het perceel grasland opgelopen.

Ik zag dat er sleuven in het grasland getrokken waren, en ik zag dat bovenop de sleuven, op het gras, circa 10/12 cm breed deze groenkleurige substantie liggen, welke niet emissiearm is aangewend. Ik zag, gelet op de geur, kleur en uiterlijke kenmerken, dat deze vloeistof dierlijke mest betrof van de diersoort rund. Ik, verbalisant [naam 3] , zag dat de aangewende dierlijke meststoffen niet volledig in de grond gebracht was.

1.4

In bijlage 1 (Verklaring) bij het proces-verbaal van 15 maart 2017 staat, voor zover hier van belang, het volgende:

Verklaring verdachte 1 ( [naam 4]):

“Ik ben samen met mijn broer [naam 5] eigenaar van: Melkveebedrijf [naam 6] BV. Ik heb hier op dit perceel grasland, groot circa 3 ha. zojuist runderdrijfmest uitgereden met de graslandinjecteur. Dit perceel grasland is in gebruik bij genoemde BV. Ik zie nu, nadat ik met u over het gehele perceel ben gelopen dat er op circa 2/3 deel de mest niet goed genoeg is ingewerkt. Op het eerste gedeelte waar ik begonnen ben wel, dat moet u toch toegeven? Ik denk dat dit komt omdat dat die mest van het bovenste gedeelte van de mestput komt en dunner is. In het onderste gedeelte zit meer de dikkere mest die dan niet zo gemakkelijk in de grond kan worden gebracht. Ik had de mestinjecteur nog wel ca. 2 centimeter dieper kunnen zetten maar dat kost meer diesel.” In injecteer ca 100 hectare in totaal en daarvan is nu slechts dit gedeelte niet zo goed gegaan, moet u hiervoor echt een proces-verbaal voor op maken? Kan dat niet afgedaan worden met een waarschuwing?”.

2 Bij het primaire besluit heeft verweerder aan appellante een randvoorwaardenkorting opgelegd van 20% op de rechtstreekse betalingen in verband met de niet-naleving van de verplichting om dierlijke meststoffen emissiearm te verwerken. Uit de feiten en omstandigheden blijkt volgens verweerder dat sprake is van opzet. Appellante heeft niet ingegrepen toen het werkresultaat niet meer voldeed, terwijl zij daartoe wel de mogelijkheid had. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd.

3.1

Op grond van de artikelen 91, 92 en 93 van Verordening (EU) nr....

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT