Uitspraak Nº 18/1649, 18/1650, 18/1651 en 18/1652. College van Beroep voor het bedrijfsleven, 2020-07-28

ECLIECLI:NL:CBB:2020:502
Date28 Julio 2020
Docket Number18/1649, 18/1650, 18/1651 en 18/1652
CourtCollege van Beroep voor het bedrijfsleven (Nederland)

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 18/1649, 18/1650, 18/1651 en 18/1652

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juli 2020 in de zaken tussen

Maatschap [naam] , te [plaats] , gemeente [gemeente] , appellante,
(gemachtigde: mr. P. Grijpstra)

en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Krari)

en

de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid).

Procesverloop

Bij onderscheiden besluiten van 31 maart 2018, 7 april 2018, 14 april 2018 en
21 april 2018 (de primaire besluiten) heeft verweerder op grond van de Regeling fosfaatreductieplan 2017 (de Regeling) aan appellante hoge geldsommen opgelegd van € 2.016,- voor periode 2, van € 2.016,- voor periode 3, van
€ 3.528,- voor periode 4 en van € 3.326,- voor periode 5.

Bij onderscheiden besluiten van 17 juli 2018 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van appellante tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.

Appellante heeft beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.

Bij brief van 3 februari 2020 heeft appellante verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (het EVRM).

Naar aanleiding van dit verzoek van appellante heeft het College de Staat der Nederlanden (de Staat) als partij aangemerkt.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Appellante heeft een nader stuk ingediend

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juni 2020. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen
Inleiding
  1. De Regeling is op 1 maart 2017 in werking getreden en heeft tot doel de fosfaatproductie te begrenzen. Voor de periodes van de Regeling (lopend van maart tot en met december 2017) legt verweerder een heffing op aan een melkveehouder die meer melkvee houdt dan het referentieaantal op 2 juli 2015 (de peildatum) en kent een bonusgeldsom toe indien een melkveehouder minder melkvee houdt dan het referentieaantal op de peildatum.

  2. De Regeling kent twee soorten heffingen, de hoge geldsom en de solidariteits-geldsom. Welke heffing wordt opgelegd is mede afhankelijk van de vraag of in de betrokken periode het doelstellingsaantal is behaald. Het doelstellingsaantal is het aantal op 1 oktober 2016 geregistreerde runderen, verminderd met het voor de betrokken periode vastgestelde verminderingspercentage, met dien verstande dat het doelstellingsaantal nooit lager is dan het referentieaantal. Verweerder legt een hoge geldsom op indien in de betrokken periode meer GVE worden gehouden dan het doelstellingsaantal. De hoogte van de hoge geldsom bedraagt € 480 voor elke GVE boven het referentieaantal. Een bedrijf dat inkrimpt tot het doelstellingsaantal, maar niet tot het referentieaantal, krijgt een solidariteits-geldsom opgelegd van € 112 voor elke GVE boven het referentieaantal.

  3. Appellante exploiteert een melkveebedrijf. Verweerder heeft aan appellante voor de periodes 2, 3, 4 en 5 hoge geldsommen opgelegd omdat het gemiddeld aantal runderen op het bedrijf van appellante hoger is dan het doelstellingsaantal voor de betrokken periode. Verweerder heeft bij de berekening van de maandgemiddelden en de geldsommen voor de periodes 2, 3, 4 en 5 het jongveegetal toegepast, omdat appellante op 19 juni 2017 jongvee ouder dan 35 dagen heeft afgevoerd naar een opfokbedrijf. Door toepassing van het jongveegetal zijn de maandgemiddelden van appellante hoger dan het doelstellingsaantal. Verweerder heeft in de bestreden besluiten toegelicht dat afvoer van jongvee alleen meetelt als reductie als naar verhouding (in GVE) een gelijk aantal koeien die hebben gekalfd wordt afgevoerd. Wanneer de verhouding jongvee en koeien die hebben gekalfd verandert als gevolg van een beperkte hoeveelheid jongvee, wordt bij het berekenen van het maandgemiddelde uitgegaan van het jongveegetal en niet van het daadwerkelijke...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT