Uitspraak Nº 18/211450-17. Rechtbank Noord-Nederland, 2020-07-21

ECLIECLI:NL:RBNNE:2020:2538
Docket Number18/211450-17
Date21 Julio 2020
CourtRechtbank Noord-Nederland (Neederland)
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Locatie Assen

parketnummer 18/211450-17

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 juli 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats],

wonende te [straatnaam], [woonplaats].

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 mei 2019, 31 oktober 2019, 19 november 2019, 3 maart 2020 en 7 juli 2020.

Verdachte is op de terechtzitting van 7 juli 2020 verschenen.

Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 21 oktober 2017, te Nieuw-Amsterdam, althans in de gemeente Emmen, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een (personen)auto, merk: Ford, daarmede rijdende over de Erfscheidenweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, - terwijl verdachte verkeerde onder invloed van het gebruik van alcoholhoudende drank - op de splitsing van de Erfscheidenweg met de Dikkewijk Oostzijde, waar verdachte rechts dan wel links had moeten afslaan, rechtdoor is gereden en/of met het door hem bestuurde voertuig, in de berm en/of de sloot van de de Dikkewijk Oostzijde is gereden, waardoor [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken knieschijf, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,

terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven

krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen

leiden:

hij op of omstreeks 21 oktober 2017, te Nieuw-Amsterdam, althans in de gemeente Emmen als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig

gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in verdachtes bloed bij een

onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 2.38 milligram, in elk geval hoger dan 0,2 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem/haar voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden;

en/of

hij op of omstreeks 21 oktober 2017, te Nieuw-Amsterdam, althans in de gemeente Midden-

Drenthe, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de

Erfscheidenweg in de richting van de Dikke Wijk OZ, de splitsing van de Erfscheidenweg en de Dikke Wijk OZ is genaderd met (een te) hoge snelheid, in elk geval de snelheid van het door hem bestuurde voertuig onvoldoende heeft teruggebracht, tengevolge waarvan hij op genoemde splitsing vanwege die te hoge snelheid de (in de weg gelegen) bocht niet kon halen en/of met het door hem bestuurde voertuig rechtdoor is gereden en van de rijbaan is geraakt, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,

althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.

Deze opgave luidt als volgt:

1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 juli 2020;

2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 5 december 2017, opgenomen op pagina 85 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017279126-1 d.d...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT