Uitspraak Nº 18/273214-20. Rechtbank Noord-Nederland, 2022-10-20

ECLIECLI:NL:RBNNE:2022:3795
Docket Number18/273214-20
Date20 Octubre 2022
CourtRechtbank Noord-Nederland (Neederland)

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Locatie Groningen

Parketnummer 18/273214-20

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 oktober 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1960 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 06 oktober 2022.

Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L.S. Slinkman, advocaat te Hoogezand. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S. Broekstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 23 april 2020 te De Groeve, gemeente Tynaarlo als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Hunzeweg, ter hoogte van een parkeerplaats, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, bij het afslaan naar rechts, teneinde die parkeerplaats op te rijden, een hem op dezelfde weg tegemoetkomende bestuurder van een fiets niet heeft laten voorgaan, althans zich zodanig op het fietspad van die weg te begeven, dat hij, verdachte, die bestuurder van die fiets geen vrije doorgang verleende, tengevolge waarvan een verkeersongeluk heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten hersenletsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, waarbij verdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 600 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

  1. hij op of omstreeks 23 april 2020 te De Groeve, gemeente Tynaarlo, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 600 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn; en

  2. hij op of omstreeks 23 april 2020 te De Groeve, gemeente Tynaarlo, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Hunzeweg, - gekomen nabij een aldaar gelegen parkeerplaats - en toen bij het afslaan naar rechts, teneinde die parkeerplaats op te rijden, een hem op dezelfde weg tegemoetkomende bestuurder van een fiets niet heeft laten voorgaan, althans zich zodanig op het fietspad van die weg heeft begeven, dat hij, verdachte, die fietser geen vrije doorgang heeft verleend, tengevolge waarvan een verkeersongeluk heeft plaatsgevonden, waarbij letsel aan de bestuurder van die fiets, te weten [slachtoffer], is ontstaan en schade aan goederen is toegebracht, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft betoogd dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor het primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het niet evident is dat sprake is van verwijtbaarheid aan de zijde van verdachte. Uit het dossier volgt niet wat de afstand was tussen verdachte en de wielrenners op het moment dat verdachte met zijn auto op het fietspad stond. Het is mogelijk dat verdachte de wielrenners niet heeft kunnen zien, mede gelet op het feit dat uit het dossier volgt dat de bevuilde ruit in combinatie met zonlicht een nadelig effect kan hebben gehad op het zichtveld van verdachte. Tot slot is het mogelijk dat verdachte de snelheid van de wielrenners heeft onderschat, nu zij met 33 km/u fietsten.

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank past ten aanzien van het hierna primair bewezen verklaarde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 juli 2020,opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020104751 d.d. 24 september 2020, inhoudend als relaas van verbalisanten:

Op 23 april 2020 omstreeks 17:43 uur kregen wij, verbalisanten, een melding op de Hunzeweg in De Groeve. Er zou een aanrijding hebben plaatsgevonden tussen een personenauto en een fietser. Omstreeks 17:49 uur kwamen wij ter plaatse bij de aanrijding. Wij zagen een blauwe Volvo half op de weg en half op...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT