Uitspraak Nº 18/3086 AWBZ. Centrale Raad van Beroep, 2019-08-29
ECLI | ECLI:NL:CRVB:2019:2853 |
Docket Number | 18/3086 AWBZ |
Date | 29 Agosto 2019 |
Court | Centrale Raad van Beroep (Nederland) |
Datum uitspraak: 29 augustus 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
25 april 2018, 17/6159 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats], België (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P. Hoogenraad, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 augustus 2019. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Hoogenraad. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M.J.A. Erkens-Hanssen.
Appellant, die destijds in Nederland woonde, heeft van 15 oktober 2013 tot en met
30 juli 2014 in Frankrijk in detentie gezeten. Bij besluit van 23 oktober 2014 heeft de Svb desgevraagd aan appellant meegedeeld dat hij vanaf 15 oktober 2013 verzekerd blijft voor de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en daarom verplicht is om in Nederland een zorgverzekering af te sluiten.
Bij besluit van 19 juni 2017 heeft de Svb het verzoek van appellant om herziening van het besluit van 23 oktober 2014 afgewezen. Bij beslissing op bezwaar van 13 september 2017 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard voor zover gericht tegen de verplichting tot het betalen van de premie ziektekosten en ongegrond verklaard voor zover gericht tegen het besluit van 19 juni 2017.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe is overwogen dat de Svb op grond van artikel 5c van de AWBZ (thans artikel 2.1.3 van de Wet langdurige zorg (Wlz)), ambtshalve of op aanvraag vaststelt of een persoon verzekerd is ingevolge die wet. De Svb is niet bevoegd tot het nemen van beslissingen over de premiebetaling voor de zorgverzekering. Het bezwaar van appellant met betrekking tot de betaling van de premie voor de zorgverzekering heeft de Svb dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het verzoek om herziening van het besluit van
23 oktober 2014 heeft de Svb terecht kunnen afwijzen met toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, omdat van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden niet is gebleken.
3. In hoger beroep heeft appellant herhaald dat...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT