Uitspraak Nº 18/364. College van Beroep voor het bedrijfsleven, 2019-03-12

ECLIECLI:NL:CBB:2019:112
Docket Number18/364
Date12 Marzo 2019
CourtCollege van Beroep voor het bedrijfsleven (Nederland)

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 18/364

Uitspraak van de meervoudige kamer van 12 maart 2019 op het hoger beroep van: Stichting Autoriteit Financiële Markten, te Amsterdam, appellante (gemachtigde: mr. M.L. Batting),

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 2 februari 2018, kenmerk ROT 17/6948, in het geding tussen appellante en

[naam 1] , te [plaats] ( [naam 1] )

(gemachtigde: mr. C.A. Doets).

Procesverloop in hoger beroep

Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (rechtbank) van 2 februari 2018 (ECLI:NL:RBROT:2018:645).

[naam 1] heeft een reactie op het hogerberoepschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2018.

Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Van de zijde van AFM zijn tevens verschenen [naam 2] (medewerker toezicht), [naam 3] (jurist) en [naam 4] (jurist). [naam 1] werd door haar gemachtigde vertegenwoordigd. Van de zijde van [naam 1] zijn tevens verschenen [naam 5] en [naam 6] (tolk Engels) en [naam 7] .

Grondslag van het geschil
1.1

Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure, het wettelijk kader en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Het College volstaat met het volgende.

1.2

[naam 1] is een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde onderneming die online via de websites www. [… 1] .nl en www. [… 2] .nl op de Nederlandse markt (flits)kredieten aanbiedt.

1.3

Bij besluit van 25 oktober 2017, waartegen het (rechtstreeks) beroep bij de rechtbank was gericht, heeft appellante aan [naam 1] een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 1:79, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op het financieel toezicht (Wft) opgelegd wegens overtreding van het verbod, neergelegd in artikel 2:60, eerste lid, van de Wft, om in Nederland zonder een daartoe door appellante verleende vergunning krediet aan te bieden. De last houdt in dat [naam 1] :

- binnen vijf werkdagen na dagtekening van het besluit het aanbieden van krediet in Nederland dient te staken en gestaakt dient te houden totdat aan de toepasselijke wet- en regelgeving voldaan wordt,

- binnen die termijn alle websites die zij gebruikt voor haar activiteiten in Nederland en in ieder geval de websites www. [… 2] .nl en www. [… 1] .nl hierop dient aan te passen en

- op de eerstvolgende werkdag nadat zij haar vergunningplichtige activiteiten gestaakt heeft een schriftelijke verklaring aan appellante over dient te leggen, waarin zij bevestigt dat zij het aanbieden van krediet gestaakt heeft en gestaakt zal houden tot op het moment waarop is voldaan aan de toepasselijke wet- en regelgeving. Tevens dient [naam 1] deze verklaring te onderbouwen met documenten waaruit de beëindiging van de vergunningplichtige activiteiten blijkt.

Als [naam 1] niet aan deze last voldoet, verbeurt zij een dwangsom van € 12.500,- per dag met een maximum van € 100.000,- en maakt appellante het bestreden besluit openbaar (artikelen 1:97 en 1:99 van de Wft).

Uitspraak van de rechtbank
2.1

De rechtbank heeft het beroep van [naam 1] gegrond verklaard en het besluit van 25 oktober 2017 vernietigd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft appellante ten onrechte geconcludeerd dat [naam 1] artikel 2:60, eerste lid, van de Wft heeft overtreden. Gelet daarop was zij niet bevoegd aan [naam 1] een last onder dwangsom op te leggen.

2.2

De rechtbank heeft, voor zover voor het hoger beroep van belang, het volgende overwogen, waarbij voor “eiseres” “ [naam 1] ” dient te worden gelezen:

“ 3.1 Op grond van artikel 1:16, eerste lid, van de Wft, voor zover hier belang, is deze wet niet van toepassing op financiële diensten die kunnen worden aangemerkt als dienst van de informatiemaatschappij als bedoeld in artikel 15d, derde lid, van Boek 3 van het BW en die worden verleend door een financiële onderneming vanuit een vestiging in een andere lidstaat.

Op grond van artikel 2:60, eerste lid, van de Wft is het verboden in Nederland zonder een daartoe door de AFM verleende vergunning krediet aan te bieden.

Op grond van artikel 15d, derde lid, van Boek 3 van het BW wordt onder dienst van de informatiemaatschappij verstaan elke dienst die gewoonlijk tegen vergoeding, langs elektronische weg, op afstand en op individueel verzoek van de afnemer van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT