Uitspraak Nº 18/5154 AKW. Centrale Raad van Beroep, 2019-11-08

ECLIECLI:NL:CRVB:2019:3530
Docket Number18/5154 AKW
Date08 Noviembre 2019
CourtCentrale Raad van Beroep (Nederland)
18 5154 AKW

Datum uitspraak: 8 november 2019

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
30 augustus 2018, 18/613 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. drs. ir. G.A.S. Maduro, advocaat, hoger beroep ingesteld.

De Svb heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 september 2019. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. drs. ir. Maduro. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.F. Sturmans.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.

1.1.

Appellante, geboren [in 1] 1984, heeft gewoond op Curaçao en heeft de Nederlandse nationaliteit. Van oktober 2011 tot en met 25 maart 2014 heeft appellante in [gemeente] gewoond. Daarna is zij weer vertrokken naar Curaçao.

1.2.

Op 24 februari 2017 is appellante teruggekeerd naar Nederland en is zij, nadat een dwangmiddel tot gijzeling eindigde, in maart 2017 bij kennissen gaan wonen. Appellante heeft zich op 15 mei 2017 ingeschreven op een puntadres in [gemeente] . [in 1] 2017 is appellante bevallen van haar jongste kind [naam kind] . Appellante heeft sinds 9 juni 2017 een uitkering krachtens de Participatiewet (Pw) ontvangen.

1.3.

Bij aanvraag van 9 juni 2017 heeft appellante de Svb verzocht om toekenning van kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) in verband met de geboorte van [naam kind] . Op 12 juni 2019 heeft appellante haar aanvraag aangevuld en tevens kinderbijslag aangevraagd voor haar kinderen [naam 1] (geboren [in 1] 2005), [naam 2] (geboren [in 1] 2007) en [naam 3] (geboren [in 1] 2011) die op Curaçao bij hun oma zijn blijven wonen. Bij besluit van 14 juni 2017 heeft de Svb aan appellante met ingang van het derde kwartaal van 2017 kinderbijslag toegekend voor
[naam kind] .

1.4.

Na onderzoek heeft de Svb bij besluit van 30 augustus 2017 de aanvraag van 9 juni 2017 met ingang van het tweede kwartaal van 2017 afgewezen. Daarbij heeft de Svb vermeld dat het besluit van 14 juni 2017 ten onrechte is verzonden en aan appellante verzocht dit besluit als ‘niet verzonden’ te beschouwen.

1.5.

Het tegen het besluit van 30 augustus 2017 gemaakte bezwaar is bij besluit van
20 december 2017 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. De Svb heeft geweigerd om appellante over het tweede en derde kwartaal van 2017 kinderbijslag toe te kennen. Daaraan heeft de Svb onder meer ten grondslag gelegd dat appellante aangewezen was op een bijstandsuitkering en geen woning heeft in Nederland, dat haar drie oudste kinderen nog op Curaçao wonen, dat appellante geen opleiding volgt, geen vrijwilligerswerk doet en geen lid is van een vereniging of geloofsgemeenschap. Van een duurzame band van persoonlijke aard was daarom nog geen sprake. Nadat het besluit van 14 juni 2017 was genomen heeft de Svb geconstateerd dat dit besluit niet juist is geweest. De Svb is direct op het besluit van
14 juni 2017 teruggekomen. Het besluit van 30 augustus 2017 is genomen voordat de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT