Uitspraak Nº 18.730257-15. Rechtbank Noord-Nederland, 2016-06-23

ECLIECLI:NL:RBNNE:2016:2979
Docket Number18.730257-15
Date23 Junio 2016
CourtRechtbank Noord-Nederland (Neederland)
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Locatie Leeuwarden

parketnummer 18/730257-15

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 juni 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[naam verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

thans gedetineerd in [verblijfplaats] .

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 juni 2016.

De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P. Snorn en mr. E.M. Bakx, beiden advocaat te Heerenveen.

Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.M. de Vries.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 14 augustus 2015 te [pleegplaats] , in elk geval in de gemeente

Smallingerland, [slachtoffer ] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans

opzettelijk, van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet

en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, die [slachtoffer ]

met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in (de voorzijde van)

de hals en/of het hoofd gesneden en/of gestoken en/of meermalen in het

(boven)lichaam gestoken en/of gesneden, ten gevolge waarvan die [slachtoffer ]

is overleden.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen1 die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.

Op 14 augustus 2015 om 04.06 uur kwam er bij de 112-centrale een melding binnen van [slachtoffer ] (hierna: [slachtoffer ] ). Daarin was onder meer te horen dat zij schreeuwde: "Au, ja, [verdachte] !" En: "Ik bloed".2 Om 04.08 uur en 04.13 uur kwamen er 112-meldingen binnen waarin werd gemeld dat de bewoonster van de woning aan de [adres pleegplaats] te [pleegplaats] gewond was en achter de deur in het bloed lag.3

Kort na de meldingen kwam de politie ter plaatse bij voornoemde woning. In de hal van de woning bij de voordeur zag de politie het bebloede en levenloze lichaam van [slachtoffer ] liggen.4 Op de bovenverdieping werd haar achtjarige zoon aangetroffen. Hij vertelde aan de politie dat [verdachte] , de vriend van zijn moeder, het had gedaan.5 [verdachte] (hierna: verdachte) werd vervolgens om 05.35 uur aangehouden.6 Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij tijdens de bewuste nacht naar het huis van [slachtoffer ] is gegaan en dat zij aldaar ruzie hebben gekregen. Op enig moment heeft hij een multitool gepakt en is daarmee om zich heen gaan zwaaien. Hij weet niet waar hij [slachtoffer ] heeft geraakt.7 Bij het forensisch onderzoek op de plaats delict heeft de politie bij het achterhoofd van [slachtoffer ] een geopend mes aangetroffen, een zogeheten multitool.8 De patholoog heeft geconstateerd dat [slachtoffer ] tien steek- en snijverwondingen op haar lichaam had, bestaande uit onder meer twee steek/snijwonden op de linkerwang, een snijwond in de hoofdhuid, een snijwond middenvoor aan de hals, een steekwond aan de bovenarm, een steekwond in de borstholte, een steekwond aan de borst en een steekwond aan de rug. De patholoog heeft geconcludeerd dat [slachtoffer ] is overleden als gevolg van verwikkelingen van meermalen bij leven opgelopen uitwendig inwerkend scherprandig, klievend en perforerend geweld op haar lichaam.9

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is - met de officier van justitie en de verdediging - van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad. De rechtbank overweegt hierbij het volgende. Op grond van de bewijsmiddelen is niet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De rechtbank acht de impliciet primair ten laste gelegde moord dan ook niet bewezen en zal verdachte hiervan vrijspreken.

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat op grond van de voornoemde vastgestelde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de impliciet subsidiair ten laste gelegde doodslag.

Redengeving bewezenverklaring

De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen bewezen is verklaard en op grond daarvan heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de ten laste gelegde doodslag bewezen, met dien verstande dat:

hij op 14 augustus 2015 te [pleegplaats] , in de gemeente Smallingerland, [slachtoffer ]

opzettelijk van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die

[slachtoffer ] met een mes in de voorzijde van de hals en het hoofd gesneden en gestoken en meermalen in het bovenlichaam gestoken, ten gevolge waarvan die

[slachtoffer ] is overleden.

De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

Doodslag.

Dit feit is strafbaar, nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Straf- en maatregelmotivering

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde doodslag wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar met aftrek van de duur van het voorarrest. Voorts heeft de officier van justitie oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met dwangverpleging gevorderd, welke langer dan vier jaar mag duren.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft gepleit om de vordering van de officier van justitie tot het opleggen van TBS met dwangverpleging af te wijzen en een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar aan verdachte op te leggen. Zij heeft daartoe - samengevat - het volgende aangevoerd.

Het Pro Justitia onderzoek is onvolledig geweest. Zo dient een dergelijk onderzoek bij voorkeur intramuraal plaats te vinden, hetgeen niet is gebeurd. Daarnaast hebben de rapporteurs geen enkele kennis gehad van de rapportages van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) waar verdachte geruime tijd heeft verbleven. Op basis van het gemankeerde onderzoek zijn zeer verstrekkende conclusies getrokken door de deskundigen. Daar komt bij dat er bij verdachte, in tegensteling tot hetgeen de rapporteurs hebben gesteld, wel degelijk een behandelmotivatie bestaat. Voorts is een alternatief voor een TBS met dwangverpleging, zoals het stellen van voorwaarden in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling, in het geheel niet onderzocht, terwijl dit wel een mogelijkheid is. Tot slot heeft de verdediging aangevoerd dat in de deskundigenrapportages vaak staat vermeld dat sprake was van indrukken en inschattingen. Hieruit blijkt dat de conclusies uit de rapportages niet voldoende zijn verankerd in een grondig onderzoek.

Gelet op het voorgaande is de verdediging dan ook van mening dat niet voldoende is onderbouwd dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen vereist dat aan verdachte de maatregel van TBS met dwangverpleging moet worden opgelegd.

Het oordeel van de rechtbank

Strafoplegging

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft zijn ex-vriendin met een mes om het leven gebracht. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden hoe hij tot zijn daad is gekomen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich enkel kan herinneren dat hij ruzie kreeg met het slachtoffer en dat zij hem uitlachte, waarna hij op enig moment een multitool heeft gepakt en daarmee om zich heen is gaan zwaaien. De rechtbank acht aannemelijk dat verdachte de wijze waarop het slachtoffer hem op dat moment behandelde als ook het ogenschijnlijk definitief verbreken van de relatie door haar als zeer krenkend heeft ervaren, hetgeen in combinatie met gevoelens van jaloezie en achterdocht voor hem naar alle waarschijnlijkheid de aanleiding is geweest om het strafbare feit te plegen.

Met zijn handelen heeft verdachte beschikt over het leven, het grootste goed, van een ander en heeft hij haar nabestaanden onherstelbaar leed berokkend. Dit blijkt ook uit de ter terechtzitting getoonde videoboodschap van het zoontje van [slachtoffer ] als ook de voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaringen.

De rechtbank is van oordeel dat - gelet op de ernst van het feit - vanuit het oogpunt van vergelding niet anders kan worden gereageerd op het feit dan met oplegging van een langdurige gevangenisstraf. Het wettelijke strafmaximum voor doodslag is een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaar. De laatste jaren wordt er voor doodslag gemiddeld een gevangenisstraf van rond de acht jaar opgelegd. De rechtbank verwijst in dit kader naar een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 5 augustus 2014 (ECLI:NL:GHARL:2014:6185). Bij het bepalen van de op te leggen straf neemt de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT