Uitspraak Nº 18/820397-14 Ontnemingsvordering. Rechtbank Noord-Nederland, 2020-06-29

ECLIECLI:NL:RBNNE:2020:2601
Date29 Junio 2020
Docket Number18/820397-14 Ontnemingsvordering
CourtRechtbank Noord-Nederland (Neederland)
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Locatie Leeuwarden

Parketnummer: 18/820397-14

Beslissing van de meervoudige kamer, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 29 juni 2020 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

in de zaak tegen

[veroordeelde],

geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats],

wonende [straatnaam] [woonplaats],

hierna te noemen: veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft op 9 oktober 2018 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank de veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 381.804,50 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18/820397-14 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel.

De behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 15 juni 2020. Veroordeelde is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. E.J.A. van Leuveren, advocaat te Groningen.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie, mr. G. Wilbrink, heeft ter zitting gevorderd dat veroordeelde zal worden veroordeeld tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, dat door de officier van justitie wordt geschat op € 381.804,50.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel als uitgangspunt dient te gelden en er geen redenen zijn om af te wijken van voornoemde berekening.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft voornoemde berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet betwist en overigens ook geen verweer gevoerd.

Bewijsmiddelen

Met betrekking tot het door veroordeelde verkregen wederrechtelijk verkregen voordeel gebruikt de rechtbank als bewijsmiddelen:

- het vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank, locatie Leeuwarden, van 29 juni 2020 in de onderliggende strafzaak (verder: het vonnis);

- de stukken, te weten negen ordners, behorend bij het onderliggende strafdossier1;

- het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict ex art 36e 2e lid Sr (verder: het rapport)2.

Beoordeling

Het vonnis van 29 juni 2020

De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 29 juni 2020 in de onderliggende strafzaak onder meer veroordeeld ter zake:

1. primair. Oplichting, meermalen gepleegd.

2 primair. Oplichting, meermalen gepleegd.

4. Verduistering, meermalen gepleegd.

6. Van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De rechtbank is bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitgegaan van het rapport. Uit het rapport blijkt dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gebaseerd op de verschillende strafbare feiten. De rechtbank acht deze berekeningswijze, die overigens niet door de verdediging is bestreden, in beginsel deugdelijk en betrouwbaar.

Blijkens het rapport zijn er verschillende strafbare feiten geweest waaruit wederrechtelijk voordeel is genoten. Het rapport gaat uit van de volgende berekening:3

1) directe vermogensvermeerdering € 357.443,86

2) baten/vruchten daaruit € 24.360,64

Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel € 381.804,50

De rechtbank zal hierna per onderdeel overwegen of, en zo ja voor welk bedrag, wederrechtelijk voordeel door veroordeelde is verkregen.

Algemene uitgangspunten

Op grond van de inhoud van wettige bewijsmiddelen is komen vast te staan dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van die door hem gepleegde strafbare feiten.

Ad 1: directe vermogensvermeerdering

Uit het vonnis blijkt dat veroordeelde zich heeft schuldig gemaakt aan het ten laste gelegde feit 1 primair, feit 2 primair en feit 4.

Deze feiten bestaan uit drie verschillende slachtoffers:

1a) [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2]

1b) [benadeelde partij 1]

1c) [benadeelde partij 2]

Ad 1a) [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2]

Uit het vonnis en het rapport blijkt dat...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT