Uitspraak Nº 18/830039-19. Rechtbank Noord-Nederland, 2019-09-26

ECLIECLI:NL:RBNNE:2019:4033
Date26 Septiembre 2019
Docket Number18/830039-19
CourtRechtbank Noord-Nederland (Neederland)
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Locatie Groningen

parketnummer 18/830039-19

ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/820163-19

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 september 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] ,

wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,

thans gedetineerd te PI Leeuwarden.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van

12 september 2019.

Verdachte is verschenen, bijgestaan door B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden.

Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M. Kappeyne van de Coppello.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:

Parketnummer 18/820163-19

hij op of omstreeks 11 december 2018 te Delfzijl, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik heb 2 Mechselse herders, als ze jou ruiken weet ik 100 procent dat jij het bent. Dan maak ik je gelijk af"", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Parketnummer 18/830039-19

hij op of omstreeks 6 maart 2019 te Delfzijl, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 2] met een mes in de hals(streek) heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat

hij op of omstreeks 6 maart 2019 te Delfzijl, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 2] met een mes in de hals(streek) heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat

hij op of omstreeks 6 maart 2019 te Delfzijl aan [slachtoffer 2] , opzettelijk, al dan niet met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel, te weten een gat en/of snee in de luchtpijp (waaraan die [slachtoffer 2] geopereerd diende te worden), heeft toegebracht door met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 2] met een mes in de hals(streek) te steken en/of te snijden;

althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat

hij op of omstreeks 6 maart 2019 te Delfzijl ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om al dan niet met voorbedachte rade aan een persoon, (te weten [slachtoffer 2] ), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 2] met een mes in de hals(streek) heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie

Parketnummer 18/820163-19

De officier van justitie heeft op grond van de bewijsmiddelen in het dossier en hetgeen verdachte ter zitting heeft verklaard bewezenverklaring gevorderd van de ten laste gelegde bedreiging.

Parketnummer 18/830039-19

De officier van justitie heeft bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde gevorderd. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat de door de verdachte voorgehouden gang van zaken niet aannemelijk is, omdat dit volstrekt anders is dan aangever heeft verklaard, wiens verklaring strookt met de uitkomsten van het sporenonderzoek. Ook de uitlatingen van verdachte vlak na het incident zoals te horen in de 112-melding en ten overstaan van de politie, wijzen op een andere gang van zaken dan door verdachte geschetst. De lezing van verdachte wordt bovendien niet ondersteund door andere wettige bewijsmiddelen.

De officier van justitie gaat uit van de lezing van aangever, waaruit volgt dat verdachte aangever heeft gestoken, zodra aangever de deur open deed. Ten aanzien van de voorbedachte raad heeft de officier van justitie aangevoerd dat nergens uit het dossier blijkt dat verdachte in een opwelling heeft gehandeld. Aangever spreekt over een grijns op het gezicht van verdachte na het incident en meerdere getuigen zien verdachte na afloop rustig weglopen. Verdachte heeft bovendien alle tijd en ruimte gehad om de gevolgen van zijn handelen goed te overzien. Volgens de officier van justitie is er sprake geweest van een wraakactie van de kant van verdachte naar aanleiding van wat aangever hem heeft aangedaan. Op grond van het voorgaande acht de officier van justitie de voorbedacht raad te bewijzen. Tot slot heeft de officier van justitie aangevoerd dat er geen sprake is geweest van een zodanig korte tijdsspanne dat van voorbedachte raad niet gesproken kan worden. Ook van andere contra-indicaties voor het aannemen van de voorbedachte raad is niet gebleken.

Standpunt van de verdediging

Parketnummer 18/820163-19

De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde nu er onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen.

Parketnummer 18/830039-19

De raadsman heeft ten aanzien van het ten laste gelegde geen bewijsverweer gevoerd.

Oordeel van de rechtbank

Parketnummer 18/820163-19

Vrijspraak

De rechtbank acht de ten laste gelegde bedreiging niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.

Volgens vaste jurisprudentie is voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling vereist dat de bedreigde ook daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging. Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat verdachte de in de tenlastelegging beschreven bewoordingen heeft geuit. Verdachte heeft dit ter terechtzitting ook bekend. Door aangever is echter aangifte gedaan van andere bedreigende uitlatingen. Nu aangever niet over de in de tenlastelegging geformuleerde bedreiging heeft verklaard, blijft het onduidelijk of de in de tenlastelegging omschreven bewoordingen aangever daadwerkelijk hebben bereikt en of hij daarvan op de hoogte is geraakt. Dit betekent dat verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.

Parketnummer 18/830039-19

Vrijspraak ten aanzien van het primair ten laste gelegde

De rechtbank acht hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Zowel aangever als verdachte hebben verklaard dat zij oogcontact met elkaar kregen, toen aangever in zijn woonkamer zat en verdachte van buiten door het raam van de woonkamer naar binnen keek. Aangever is op een bepaald moment naar de voordeur van de woning gegaan, waarbij hij in zijn verklaring niet buiten de voordeur is gekomen en in de verklaring van verdachte wel. Verdachte heeft verklaard dat hij het mes uit zijn broekzak heeft gepakt, toen aangever op hem afkwam. De rechtbank stelt voorop dat het enkele meebrengen van een mes nog niet maakt dat er sprake is van voorbedachte raad. De rechtbank oordeelt dat er op grond van het dossier, ook uitgaande van de situatie zoals de aangever die schetst, onvoldoende bewijs voorhanden is om vast te stellen dat verdachte op enig moment het besluit heeft genomen om het slachtoffer te doden en ook de gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Dit betekent dat verdachte van het primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad.

Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde

De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. De door verdachte ter zitting van 12 september 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:

Ik heb op 6 maart 2019 met het mes uitgehaald in de richting van de hals van aangever.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van de rechter-commissaris van bovengenoemde rechtbank d.d. 21 augustus 2019 als los document opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende als verklaring...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT