Uitspraak Nº 18/830154-19. Rechtbank Noord-Nederland, 2020-02-10
ECLI | ECLI:NL:RBNNE:2020:577 |
Docket Number | 18/830154-19 |
Date | 10 Febrero 2020 |
Court | Rechtbank Noord-Nederland (Neederland) |
Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830154-19
vorderingen na voorwaardelijke veroordelingen parketnummers 20/001460-18 en 01/003630-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 februari 2020 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte
geboren in 1996 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd te Zwolle PPC.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
27 januari 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N. Heidanus, advocaat te Groningen. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf.
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 juli 2019 te Wildervank, gemeente Veendam, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het aanraken van de billen en/of de vagina van die [slachtoffer] en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hierin dat verdachte die [slachtoffer] in het voorbijlopen onverhoeds een klap tegen de billen heeft gegeven
en/of vervolgens onverhoeds de vagina van die [slachtoffer] heeft betast/aangeraakt.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 januari 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 19 juli 2019, opgenomen op pagina 21 e.v. van het dossier met nummer 2019188428 d.d. 21 juli 2019, inhoudende de verklaring van [slachtoffer].
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 19 juli 2019 te Wildervank, door een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het aanraken van de billen en de vagina van die [slachtoffer] en bestaande die andere feitelijkheid hierin dat verdachte die [slachtoffer] in het voorbijlopen onverhoeds een klap tegen de billen heeft gegeven en vervolgens onverhoeds de vagina van die [slachtoffer] heeft betast/aangeraakt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, waarvan 140 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. De officier van justitie heeft bij haar strafeis rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Met haar strafeis heeft de officier van justitie beoogd dat verdachte op het moment dat hij kan worden opgenomen in FPA de Woenselse Poort, te weten op 30 maart 2020, hij zowel de gevangenisstraf in onderhavige zaak als de maand gevangenisstraf inzake de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 22/001460-18 zal hebben uitgezeten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de strafeis van de officier van justitie. De raadsman heeft de rechtbank verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT