Uitspraak Nº 18/830401-17. Rechtbank Noord-Nederland, 2019-09-12
ECLI | ECLI:NL:RBNNE:2019:3897 |
Docket Number | 18/830401-17 |
Date | 12 Septiembre 2019 |
Court | Rechtbank Noord-Nederland (Neederland) |
Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830401-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 september 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
29 augustus 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.TH van Jaarsveld, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2017 tot en met 27 oktober 2017
te Hoogezand, in de gemeente Hoogezand-Sappemeer, tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [straatnaam] aldaar)
heeft weggenomen een politie wapenkluis met daarin (onder meer) de volgende
goederen: een vuurwapen (te weten een dienstpistool Walther P99Q) en/of een
(aantal) patroonmagazijn(en) en/of een hoeveelheid munitie en/of een (aantal)
kentekenbewij(s)(zen) en/of een (aantal) autosleutel(s) en/of een hoeveelheid
geld (te weten 500,- euro) en/of een lockpick apparaat, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [benadeelde partij]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
goederen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van
braak en/of verbreking en/of een valse sleutel (te weten door gebruik te maken
van een sleutel, waartoe verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd
was/waren);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2017 tot en met 16 november
2017, te Hoogezand en/of te Sappemeer, (in elk geval) in de gemeente
Hoogezand-Sappemeer, een goed, zijnde een vuurwapen (te weten een
dienstpistool Walther P99) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of
overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij in of omstreeks 26 oktober 2017 tot en met 16 november 2017, te Hoogezand,
in de gemeente Hoogezand-Sappemeer, een wapen van categorie III, te weten een
vuurwapen (merk Walther, type P99Q) voorhanden heeft gehad.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de stukken in het dossier bewezenverklaring gevorderd van het onder 1 primair ten laste gelegde. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat de gestolen goederen, afkomstig uit de weggenomen wapenkluis, kort na de diefstal zijn aangetroffen in de schuur van verdachte en in de slaapkamer van medeverdachte [medeverdachte] .
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. Uit de tapgesprekken is naar voren gekomen dat verdachte heeft gezegd dat de strap (pistool) nog in de skuru (schuur) ligt. De politie heeft vervolgens het gestolen vuurwapen in de schuur van verdachte aangetroffen. Voorts is op het ongeladen patroonmagazijn van het gestolen wapen een DNA-mengprofiel van minimaal twee donoren aangetroffen, waarbij medeverdachte [medeverdachte] niet kan worden uitgesloten als donor. Medeverdachte [medeverdachte] heeft over de aanwezigheid van de weggenomen goederen op zijn slaapkamer verschillende verklaringen afgelegd. Uit de tapgesprekken is naar voren gekomen dat hij op 15 november 2017 heeft gezegd dat er een doos van zijn kamer moet worden gehaald. De politie heeft vervolgens op 15 november 2017 in de slaapkamer van [medeverdachte] in een schoenendoos een deel van de weggenomen goederen aangetroffen.
Uit de tapgesprekken volgt ook dat medeverdachte [medeverdachte] op 15 november 2017 heeft gebeld met verdachte om te vertellen dat de politie bij hem is geweest. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de aangetroffen gestolen goederen, de tapgesprekken en het feit dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] kort voor de diefstal in de woning van aangever zijn geweest veel vragen oproepen. De officier van justitie heeft geconcludeerd dat op grond van voornoemde bewijsmiddelen in combinatie met het zwijgen van verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Omdat niet kan worden bewezen er sprake is geweest van braak, verbreking of dat er gebruik is gemaakt van een valse sleutel, dient verdachte van dit deel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie op grond van de stukken in het dossier gerekwireerd tot een bewezenverklaring.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit, omdat op grond van het dossier niet kan worden bewezen dat verdachte bij de diefstal betrokken is geweest.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat op het moment dat verdachte de het vuurwapen onder zich kreeg, hij wist dat het vuurwapen van misdrijf afkomstig was.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat het dossier en het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende aanknopingspunten bieden op basis waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte in de periode van 26 oktober 2017 tot en met 27 oktober 2017 op enig moment in de woning van aangever is geweest en dat hij medepleger is geweest van de diefstal van de wapenkluis met inhoud uit die woning. Uit de bewijsmiddelen is uitsluitend vast te stellen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] twee dagen voor de inbraak in de woning zijn geweest en dat een deel van de gestolen goederen bij verdachte en een deel bij medeverdachte is aangetroffen. Het feit dat (een deel van) de gestolen goederen bij verdachte en medeverdachte zijn aangetroffen, sluit niet uit dat verdachte en medeverdachte deze goederen op een andere wijze hebben verkregen dan door diefstal uit de woning. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring overige feiten
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT