Uitspraak Nº 18/850016-19. Rechtbank Noord-Nederland, 2019-09-25
ECLI | ECLI:NL:RBNNE:2019:3978 |
Docket Number | 18/850016-19 |
Date | 25 Septiembre 2019 |
Court | Rechtbank Noord-Nederland (Neederland) |
Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/850016-19
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/830361-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 september 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd te [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
11 september 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.H. Heeg, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 januari 2019 te Groningen
op/aan de openbare weg ( [adres] )
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een mobiele
telefoon en/of een portemonnee, althans enig goed van zijn gading, geheel of
ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte,
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen
vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
die [benadeelde partij] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
heeft getracht de portemonnee van die [benadeelde partij] uit diens broekzak te pakken, en/of
(daarbij) die [benadeelde partij] met een vinger/duim in/nabij het oog heeft geprikt/geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 18 januari 2019 te Groningen
[benadeelde partij] heeft mishandeld door die [benadeelde partij] met een vinger/duim in/nabij het oog te
prikken/duwen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen en heeft daartoe verwezen naar de bewijsmiddelen in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 11 september 2019.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 september 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 23 januari 2019, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier met nummer 2019020407 d.d. 6 mei 2019, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 12 februari 2019, opgenomen op pagina 28 e.v. van voornoemd dossier, dat de herkenning van verdachte door de verbalisant beschrijft aan de hand van aan de verbalisant getoonde schermafdrukken van camerabeelden.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 18 januari 2019 te Groningen op/aan de openbare weg ( [adres] ) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een mobiele telefoon en een portemonnee, toebehorende aan [benadeelde partij] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen van geweld tegen die [benadeelde partij] , met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
heeft getracht de portemonnee van die [benadeelde partij] uit diens broekzak te pakken, en daarbij die [benadeelde partij] met een vinger/duim in/nabij het oog heeft geprikt/geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT